rat een vogelvoer PD

Wie knabbelt daar aan mijn vetbol?

Nu we ons voor de winter binnenshuis installeren met warme chocolademelk en stamppot, zorgen velen van ons er ook voor dat de vogels buiten er warmpjes bijzitten. We hangen vetbollen op, maken pindaslingers en breken de vogelpindakaas weer aan. Huismussen, koolmezen en allerlei andere vogels maken daar dankbaar gebruik van en vliegen af en aan; een leuk gezicht vanaf de bank bij de kachel. U helpt de vogels graag de winter door en dat is heel mooi. Maar welke andere dieren helpt u ongemerkt misschien ook?

Koude koolmezen

Het ligt voor de hand dat het bijvoeren van wilde vogels ervoor zorgt dat hun individuele overlevingskansen in de winter toenemen. Dit is vooral van toepassing tijdens koude perioden met veel sneeuw, wanneer het lastiger is voor vogels om ‘natuurlijk’ voedsel te vinden en om hun lichaamstemperatuur op peil te houden. Maar ook tijdens mildere winters raakt hun gangbare voedsel in het buitengebied snel op. Bovendien is er in onze betegelde stedelijke omgevingen tijdens alle seizoenen relatief weinig voedsel te vinden voor vogels. Onderzoek wijst uit dat koolmezen in de stad minder overlevingskansen hebben dan hun soortgenoten in het landelijke gebied. Er is niet alleen minder voedsel in de vorm van insecten beschikbaar, maar het voedsel is ook van relatief lage kwaliteit. Al met al is het ophangen van vetbollen en voersilo’s dus niet alleen leuk, maar ook nuttig. Let er wel op dat u alleen speciaal voor vogels geschikt voer geeft, en geen menselijke voedselresten, die veel te veel zout, kruiden, conserveringsmiddelen en andere toevoegingen bevatten die de gezondheid van vogels geen goed doen.

Overdracht

Er zijn echter ook enkele bedenkingen bij het bijvoeren van vogels, met name jaarrond. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat bij vogelvoerplekken een bron van vogelziektes kan ontstaan die zich snel over een populatie kunnen verspreiden. Beschimmelde vogelzaden of mais kunnen aspergillose overbrengen en direct contact tussen vogels of hun uitwerpselen maakt de overdracht van mycoplasmose en salmonellose mogelijk. Het is dus belangrijk om vogelvoerplaatsen goed schoon te houden, met name tijdens warmere perioden waarin ziekteverwekkers zich makkelijker vermenigvuldigen. Houd bovendien de hoeveelheden voer bescheiden.

Vreemde kostgangers

Vogelmengvoer kan samengesteld zijn uit vele verschillende soorten zaden. De bekendste daarvan zijn gepelde haver, zonnebloempitten, tarwe, hennepzaad, lijnzaad en mais. Vroeger werd ook ambrosiazaad toegevoegd aan vogelvoer. Op deze manier is deze exotische plantensoort in Nederland terechtgekomen. Vetbollen worden vaak samengesteld uit plantaardig vet, maar soms wordt ook dierlijk vet gebruikt. Al met al een aantrekkelijk maal voor niet alleen vogels, maar ook allerhande insecten en knaagdieren die de restjes graag komen opruimen. En in sommige gevallen zijn dat wat minder gewenste gasten.

Knaagdieren
Zowel de bruine rat en de zwarte rat als de huismuis en de bosmuis zijn mogelijke bezoekers van onze tuinen. De voornaamste aantrekkende factoren zijn de aanwezigheid van schuilgelegenheid (open schuurtjes, houtstapels, rommel, dichte struiken) en voedsel (notenbomen, bessenstruiken, composthopen, dierenvoer). Tuinen die ingericht zijn als ‘vogelvriendelijk’ of ‘diervriendelijk’ voldoen vaak aan deze criteria, al hoeft een dergelijke tuin geen garantie te zijn voor het ontstaan van overlast door ratten en muizen. Ook in volledig betegelde tuinen komen ratten voor. Een bezoek van een enkele rat of muis in de tuin hoeft ook niet direct een plaag te betekenen. Met name bij ratten is er echter wel aanleiding om direct even alert te zijn en de hoeveelheid voedsel en het aantal schuilgelegenheden in de tuin te verminderen, voor zover dit mogelijk en wenselijk is. Mits uw bouwkundige wering op orde is, vormen een paar bosmuisjes (of een enkele huismuis) in de tuin geen probleem: installeer een wildcamera in de buurt en geniet van het prachtige gedrag van dit beestje. Beide blijven in de winter (verminderd) actief.

Insecten
In theorie kunnen nagenoeg alle voorraadaantastende insecten aangetrokken worden tot vogelvoer dat binnenshuis bewaard wordt. De larven van klanders en rijstmeelkevers bijvoorbeeld, vreten graankorrels leeg en verpoppen zich vervolgens in het lege omhulsel. Onder optimale omstandigheden duurt de ontwikkeling van ei tot volwassen klander ongeveer een maand, waardoor de aantallen vrij snel kunnen toenemen. Wanneer er erg veel klanders in een zak vogelvoer aanwezig zijn, kan de temperatuur van het voer gaan stijgen door de broei van uitwerpselen en bovendien gaan schimmelen. Het is dus zaak om bij een besmetting met deze insecten vroeg actie te ondernemen en de ontwikkelingsbron te verwijderen. Getande graan- en notenkevers hebben een voorkeur voor granen die al aangetast zijn door andere insecten en kunnen na het voorwerk van de klanders opduiken. Ook diverse soorten motten en voorraadmijten, stofluizen, tapijtkeverlarven (bij dierlijk vet in vetbollen) en broodkevers zullen graag een graantje meepikken.

klanders in vogelvoer Klanders en andere voorraadaantasters ruimen graag ongevraagd ons vogelvoer op (foto: Vera de Visser, KAD).

Preventie en maatregelen

Mocht u na bovenstaande informatie nog steeds graag de mezen en mussen in uw tuin voeren (helemaal prima!), neem dan de volgende maatregelen in acht. Sla aangebroken vogelvoer binnenshuis op in een goed afgesloten metalen bus of glazen pot en bewaar die op een koele en droge plek. Dit komt de houdbaarheid van het voer ten goede en losse zakken vogelvoer worden makkelijk aangeknaagd en bevuild door muizen of ratten. Wanneer u ziet dat het voer is aangetast of wanneer er insecten in aanwezig zijn dan kunnen de insecten, larven en eieren gedood worden door het voer twee weken in de vriezer te leggen (-20 graden Celsius). Het aangetaste vogelvoer zal dan wel van mindere kwaliteit zijn. Beter nog is het om besmette verpakkingen af te voeren en achtergebleven restjes voer grondig op te ruimen. Dat geldt met name voor voer dat is vervuild met uitwerpselen van knaagdieren. Denk in dat geval ook aan uw eigen gezondheid: let erop dat u geen vervuilde stofdeeltjes inademt en draag indien nodig handschoenen.

Hang vetbollen op aan touwtjes in plaats van rechtstreeks aan een boom of schutting. Zorg er bovendien voor dat ze tenminste anderhalve meter boven de grond hangen en twee meter vanaf een boom, schutting of ander oppervlak. Blijf een oogje in het zeil houden; ratten en muizen kunnen ver en hoog springen, goed klauteren en erg creatief zijn in manieren om hun voedsel te bereiken. Zoek in geval van overlast ook contact met de buren en tref gezamenlijk maatregelen. Voorkom dat muizen en ratten in huis kunnen komen en zorg daarom voor voldoende bouwkundige wering.

Gebruik voersilo’s met een opvangbakje aan de onderzijde. Dit vermindert de hoeveelheid voedsel dat op de grond valt. Maak het opvangbakje wel regelmatig leeg om te voorkomen dat er alsnog voer over de rand valt en veeg de gemorste zaadjes op. Zorg ervoor dat het voer zoveel mogelijk opgegeten of opgeruimd is voordat het donker wordt en voer daarom los zaad in kleine hoeveelheden. Let hier vooral op als u vogelvoer rechtstreeks op de grond strooit. Zorg ervoor dat restjes makkelijk op te vegen zijn.

Reactie Vogelbescherming bijvoeren wilde vogels

Bij Vogelbescherming adviseren we altijd om geen grote hoeveelheden te voeren. Overmatig voeren kan ongedierte aantrekken, maar te veel voer kan ook makkelijk bederven en daardoor ziektes verspreiden. Als je voert, doe het dus in kleine hoeveelheden. Strooi ook eens wat voer vlakbij struiken, zo kunnen de schuwere vogelsoorten ook profiteren van het voer én makkelijk wegvluchten. Behalve het strooien van voer en ophangen van vetbollen adviseren we bij Vogelbescherming vooral op het inzetten van een natuurlijke tuin, waar vogels zelf het hele jaar naar voedsel kunnen zoeken. Plant bijvoorbeeld bessenstruiken en een fruitboompje, de vogels zijn er dol op. Denk ook aan bloemen en planten die insecten aantrekken, zoals lavendel en margrieten. Insecten vormen in de lente en zomer een belangrijke voedingsbron voor vogels.