Gewone wesp (Vespula vulgaris (L.))
Orde: Hymenoptera (vliesvleugeligen)
Familie: Vespidae (plooivleugelwespen)
De gewone wesp (Vespula vulgaris L.) vormt samen met de Duitse wesp (Vespula germanica F.) de groep van de zogenaamde limonadewespen: de wespen die in de tweede helft van de zomer overlast kunnen veroorzaken. De Duitse en de gewone wesp hebben meerdere familiegenoten die af en toe in Nederland worden aangetroffen, onder andere de Saksische wesp (Dolichovespula saxonica F.). De werksters van deze wespensoorten zijn qua uiterlijk moeilijk van elkaar te onderscheiden; bij de koninginnen is het verschil iets duidelijker. In een goed ontwikkeld wespenvolk kunnen soms wel 5000 of meer individuen voorkomen. Wespen steken wanneer ze in het nauw worden gebracht of wanneer het nest wordt verstoord. Sommige mensen zijn voor het wespengif zo gevoelig dat zij direct na het oplopen van een steek, in contact moeten treden met een arts.
Uiterlijk
Karakteristiek voor de gewone (en Duitse) wesp is de helgele en zwarte dwarstekening op het achterlijf. Het zijn slanke dieren. Ze hebben 2 paar vliezige vleugels. De werksters zijn 10-15 mm lang; koninginnen zijn een stuk forser en worden wel 20 mm lang. Opvallend kenmerk van de limonadewesp is de overgang van het borststuk naar het achterlijf. Dat is sterk ingesnoerd. Niet voor niets spreekt men wel van een “wespentaille”!
Leefwijze
Bovengenoemde wespensoorten behoren tot de sociaal levende insecten. Dat wil zeggen dat zij in groepen bij elkaar leven. De koningin, die in het najaar bevrucht is, legt in het voorjaar een nest aan. Meestal is dat op een beschutte plaats, in schuren, muurholten, spouwmuren, onder het dak of in de grond.
Door hout en andere vezels fijn te kauwen, wordt een grijze of bruingele, papierachtige stof gevormd waarvan de raten worden gemaakt. Altijd zijn de raten omgeven door een -min of meer ballonvormig- omhulsel dat uit hetzelfde papierachtige materiaal bestaat.
Ontwikkeling
In de cellen van de raat legt de koningin haar eitjes. De daaruit komende larven worden door haar verzorgd. Na de verpopping komen hier de werksters uit voort. Zij zien er hetzelfde uit als de koningin, alleen kleiner; het zijn allen vrouwtjes en ze zijn onvruchtbaar.
Ongeveer een maand na de aanleg van het nest, komen de eerste werksters uit de poppen. Zij nemen de zorg van de koningin over en zorgen voor de verdere uitbouw van het nest en de verzorging van het broed. De koningin gaat het nest nu niet meer uit en blijft bezig met eitjes leggen.
In augustus of september worden er mannelijke wespen geboren en korte tijd daarna nieuwe, doch nu wel vruchtbare vrouwtjes. Zij verlaten het nest om te gaan paren. Vrijwel direct daarna sterven de mannelijke wespen; in de loop van het najaar volgen alle inwoners van het nest, zowel de koningin als de werksters. Niemand overleeft en het oude nest wordt niet meer bewoond.
De jonge, bevruchte vrouwtjes zoeken een beschutte plaats op voor de overwintering en gaan pas in het voorjaar een nieuwe kolonie stichten. De tamelijk grote wespen die we in het vroege voorjaar zien, zijn dus altijd jonge koninginnen.
Voedsel
Wespen hebben een grote behoefte aan koolhydraten (suikers). Zij nemen daartoe nectar op uit bloemen, honingdauw (de suikerhoudende, vloeibare afscheiding van bladluizen), het vruchtvlees en sap van rijpe vruchten (o.a. peren en pruimen). Op het menu staan ook zoete etenswaren en dranken. Denk aan limonade, stroop e.d.
Voor de instandhouding van hun eigen lijf, maar vooral voor de voeding van de larven, hebben wespen eiwitten nodig. Die krijgen ze binnen door andere insecten te vangen en op te eten. Dat kunnen allerlei vliegensoorten en muggen zijn, maar ook volwassen hooiwagens, cicaden en hun larven, onbehaarde of gering behaarde rupsen, de larven van bladwespen, zaagwespen, honingbijen en spinnen. Wespen zijn dus onze “bondgenoten” als het gaat om de verdelging van insecten. Een populatie van 400 wespen kan per dag wel 3000 gevangen prooidieren naar het nest brengen! Ook vlees van kadavers wordt genuttigd, mits het vers en rechtstreeks bereikbaar is. Wespen zijn namelijk niet in staat om huid stuk te bijten.
Wering en preventie
Om wespen buiten te houden, moet men goed sluitende horren plaatsen in open ramen en deuren. Dicht alle naden, kieren en spleten (in gevels) met een daarvoor geschikt materiaal en plaats zogenaamde “bijenbekjes” in stootvoegen, om te voorkomen dat wespen zich kunnen nestelen in de spouwmuur.
Houd daarnaast vuilcontainers en afvalemmers gesloten, om voedselaanbod te beperken.
Waarschuwing
Tracht nooit de uitvliegopening(en) van een nest volledig dicht te stoppen. De wespen zullen net zo lang zoeken of knagen tot ze een andere uitgang hebben gevonden. Zo kunnen ze in grote aantallen ook binnen een gebouw terechtkomen!
Bestrijding
Wespen zijn zeer nuttige dieren. Slechts in noodgevallen moeten ze bestreden worden. Is het onvermijdelijk om een wespennest te bestrijden, dan kan dit het beste gebeuren door een poedervormig biocide (= bestrijdingsmiddel) aan te brengen in de invliegopeningen waar de wespen in en uit kruipen. Denk aan de openingen van het nest, openingen in de buitenmuur van een gebouw (bijvoorbeeld ventilatieopeningen van de spouwmuur) of gaten langs kozijnen. Het maakt daarbij geen enkel verschil of het nest zich dichtbij of verderop achter de opening bevindt. Het middel kan met behulp van een poederspuit worden toegepast door een deskundige en daartoe bevoegde bestrijdingstechnicus. In de meeste gevallen zal de populatie enkele uren na de behandeling zijn uitgeroeid.
Soms kan het zinvol zijn om de grootte van een vliegopening te verkleinen. Dit heeft een dubbel effect: de dieren worden gedwongen om door de kleinere opening te kruipen en dus is er minder poeder nodig. Achterliggende gedachte is dat wespen die naar het nest terugkeren, in aanraking komen met het poeder. Zij brengen dat in het nest doordat het poeder in de beharing van het lijf en de poten, of met het voedsel mee naar binnenkomt. Hierdoor worden ook het broed (de larven) en de koningin gedood. Wij raden u aan bovengenoemde handelingen ‘s avonds of bij koel weer uit te voeren.
Doet men dit niet, dan loopt men een (kleine) kans om door een wesp te worden gestoken. Ga in elk geval overdag niet in de aanvliegroute staan.
De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan.
Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.
Namen van bedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.
Chemisch afval
Resten van biociden en lege, ongereinigde verpakkingen moeten worden beschouwd als gevaarlijk afval. Wij adviseren u daarom deze resten in te leveren bij het KGA-depot in uw gemeente.
Advies
Mochten de wering- en bestrijdingsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.