Ganzen
Het aantal ganzen in Nederland is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Ganzen overwinteren vaker in Nederland en de toename van natte natuurgebieden maakt dat de omstandigheden voor ganzen sterk zijn verbeterd. Daarbij komt dat populatiebeheer is bemoeilijkt omdat ganzen niet meer als wild worden aangemerkt en daarmee dus ook niet meer vrijelijk mogen worden bejaagd.
De ganzen die in Nederland voorkomen en voor overlast kunnen zorgen zijn:
- De grauwe gans (Anser anser);
- de boerengans/soepgans (Anser anser f. domesticus);
- de kolgans (Anser albifrons);
- de brandgans (Branta leucopsis);
- de Canadese gans (Branta canadensis);
- de nijlgans (Alopochen aegyptiaca).
Dit is de ganzensoort die in Nederland voor de meeste overlast zorgt. De grauwe gans is de wilde voorouder van de tamme boerengans. Het zijn luidruchtige vogels. In 1970 was deze soort een zeldzaamheid in Nederland, maar tegenwoordig is het de meest voorkomende wilde ganzensoort. Het is een komen en gaan van Scandinavische wintergasten en zuidelijke zomergasten, maar er zijn ook grauwe ganzen die hier broeden.
Uiterlijk
De grauwe gans is met een lengte van 78 tot 89 centimeter de grootste van het geslacht Anser. Groter dan de rietgans en aanmerkelijk groter dan de kolgans. De kleur is bruingrijs met een witte buik. De snavel is oranje en de poten zijn roze. Bij het opvliegen valt de lichte kleur aan de onderkant van de vleugels op. De vleugels hebben een spanwijdte van 147 tot 180 centimeter. Het gewicht kan ruim 3 kilo bedragen.
Broedtijd
De broedtijd van de grauwe gans in Nederland vindt plaats vanaf eind februari tot begin mei. Het nest wordt gemaakt van plantenmateriaal of afval dat in de omgeving aanwezig is. De kom van het nest wordt bedekt met donsveren.
Dagelijks legt de grauwe gans één ei; in West-Europa bevat een nest meestal 5 tot 7 eieren. De broedduur bedraagt 27 tot 28 dagen en de kuikens worden geboren tussen eind maart en begin juni.
Overlast
Grauwe ganzen kunnen forse schade veroorzaken aan landbouwgewassen. Bovendien wordt er wel beweerd dat ze ook een negatieve invloed hebben op andere broedvogels en de plantengroei in natuurgebieden, waardoor ze door boeren en landschap-beheerders met argusogen worden bekeken. De grauwe gans overwintert in Nederland, bij elkaar ruim 500.000 exemplaren.
Uiterlijk
In feite is er geen beschrijving mogelijk van de boerengans. In deze groep van vogels wordt een groot aantal ganzen ondergebracht waarvan de herkomst onduidelijk is. Het gaat daarbij in de eerste plaats om verwilderde boerderij-ganzen. Dit zijn vogels die vroeger uit de stamvader, de grauwe gans, zijn gefokt voor vlees, eieren en dons en bovendien als “waakhond” dienden. Het zijn meestal witte of bonte vogels waarbinnen verschillende rassen ook nu nog in het vrije veld zijn te herkennen. Daarnaast zijn het ook regelmatig dikke, vette vogels die niet altijd kunnen vliegen. Valt als huisdier niet onder de beschermende werking van de wet.
Broedtijd
Van oorsprong broedden boerenganzen alleen bij menselijke bebouwing en vaak binnen een omheining. Daar is de afgelopen decennia verandering in gekomen. Steeds meer boerderijganzen verwilderden en gingen in het vrije veld broeden. Tegenwoordig zijn nog veel vogels in parken en openbaar groen te zien, daarnaast zijn er ook plaatselijk grote groepen in natuurgebieden te vinden.
Overlast
Vervuiling van sportvelden, speelterreinen en trottoirs bij winkelcentra door uitwerpselen. Agressiviteit tegen kleine kinderen.
Uiterlijk
Lijkt sterk op de grauwe gans, maar heeft een typische witte vlek rond de snavel en is een slag kleiner (64 tot 78 cm). De gans is bruingrijs van kleur, de snavel is roze.
Broedtijd
Nest met 5-6 eieren. Broeden vanaf begin juni op toendra’s.
Overlast
In Nederland overwinterende kolganzen zijn voornamelijk afkomstig uit Rusland (Siberië). Overwintert in waterrijke graslanden, waar zij schade kunnen veroorzaken aan landbouwgewassen. Ook worden percelen bevuild met uitwerpselen.
Uiterlijk
Het verenkleed is licht en donker grijs van kleur. Op de rug bevinden zich smalle witte en zwarte banden. De hals en borst zijn zwart van kleur. Het gezicht is wit, op een vlek rond het oog na. De poten en de snavel zijn zwart.
Broedtijd
Het nest van de brandgans bestaat uit een gevoerd nest op de grond of op een rotsrichel, waarin 4 tot 6 eieren worden gelegd. Ze broeden maar één keer in het jaar. Dit doen ze in mei en juni.
Overlast
Vraatschade en poepschade aan en op gazons.
Overlast
Ganzen kunnen door hun natuurlijke gedrag overlast veroorzaken bij de mens. Denk hierbij aan vraatschade en poepschade aan en op akkerlanden, gazons, sportvelden, recreatiegebieden en groenstroken. Ook kan de geluidsoverlast behoorlijk zijn, vooral wanneer zij in grote groepen samenkomen om te rusten.
Daarnaast kunnen de volwassen ganzen wanneer zij een nest hebben (al dan niet met jongen), agressief gedrag vertonen naar de omgeving om het nest en de jongen te beschermen. Dit doen zij bijvoorbeeld door luid hissend/honkend en pikkend dichterbij te komen. Ook vliegend kunnen zij pikken richting mens of (huis)dier.
Beheer
Het beheer van ganzenpopulaties verschilt per provincie en is ondergebracht bij de desbetreffende FBE (Faunabeheereenheid) van de provincie. Voor elke diersoort of groep van diersoorten (in dit geval ganzen) stelt de Faunabeheereenheid een Faunabeheerplan op. In het Faunabeheerplan wordt opgenomen welke schade de diersoort veroorzaakt, of hun aantallen toe- of afnemen en staat een overzicht van de maatregelen die genomen kunnen worden om schade door en aan deze soort te voorkomen. Als deze maatregelen onvoldoende effect hebben, staat in het plan beschreven welke mogelijkheden men heeft om in te grijpen.
Kijk voor de actuele beheerplannen op de website van de Faunabeheereenheid van uw provincie. Hier staat tevens aangegeven of er, naast landelijk vrijgestelde soorten, door de provincie diersoorten zijn vrijgesteld.