Kleine rouwvlieg (Dilophus febrilis (L.)) en maartse vlieg (Bibio marci (L.))
Orde: Diptera (vliegen en muggen)
Onderorde: Nematocera (muggen)
Familie: Bibionidae (zwarte vliegen)
Tot de familie Bibionidae behoren verschillende soorten vliegen, waarvan er in Nederland ca. 20 soorten voorkomen. De maartse vlieg (Bibio marci L.) en de kleine rouwvlieg (Dilophus febrilis L.) zijn de meest algemeen voorkomende. Rouwvliegen zijn niet-stekende muggen en volkomen onschadelijk voor de mens. Ze kunnen wel hinder veroorzaken.
Uiterlijk
Een volwassen kleine rouwvlieg varieert in grootte van 3,5-7 mm, is vaak behaard en zeer donker, overwegend zwart van kleur. Een volwassen maartse vlieg is met zo’n 8-10 mm iets groter.
In verhouding tot de kop hebben rouwvliegen grote ogen. De antennes zijn kort en stevig en staan ingeplant onder de ogen. Aan hun schenen dragen ze karakteristieke groepen doorns.
De larven zijn tot 15 mm lang, donker van kleur en hebben fijne doorns aan de segmenten. Ze hebben krachtige kaken waarmee ze plantenwortels kunnen beschadigen.
Leefwijze
Van de rouwvlieg treden per jaar twee generaties op. Volwassen rouwvliegen vliegen vanaf april tot september, waarbij de mannetjes vaak met meerdere exemplaren bij elkaar vliegen of zweven, zonder dat er sprake is van een echte zwerm.
Het zijn belangrijke bestuivers en ze kunnen in grote aantallen worden aangetroffen op bloeiende planten, appel- en andere vruchtbomen en lindebomen. Sommige bloeiende planten hebben een enorme aantrekkingskracht op de vliegen; ook planten, struiken en bomen die bedekt zijn met honingdauw, een afscheidingsproduct van bladluizen, zijn aantrekkelijk voor rouwvliegen.
Een massaal optreden van rouwvliegen is in het algemeen slechts van korte duur.
De larven van rouwvliegen leven in de grond waar ze zich hoofdzakelijk voeden met rottend plantenmateriaal. Wanneer ze in grote aantallen voorkomen, kunnen ze aan de ondergrondse delen van levende planten vreten.
In dat geval is het vooral grasland dat hier ernstig van te lijden heeft, met name in het vroege voorjaar. Eind maart, begin april (afhankelijk van de weersomstandigheden) vindt de verpopping van de larven plaats en is het dus afgelopen met de vraatschade.
Wering
Om overlast van rouwvliegen te voorkomen, wordt aanbevolen om horren te plaatsen in geopende ramen en deuren. De binnengevlogen vliegen kunt u met de stofzuiger verwijderen.
Bestrijding
Vliegenkleefstroken en vliegenmeppers zijn prima middelen wanneer binnenshuis hinder wordt ondervonden van rouwvliegen. Een bestrijding met behulp van een biocide (=bestrijdingsmiddel) is ongewenst, omdat rouwvliegen geen enkele schade veroorzaken in of aan woningen.
Advies
Mochten de wering- en bestrijdingsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.