Blinde bij (Eristalis tenax (L.))
Orde: Diptera (tweevleugeligen)
Familie: Syrphidae (zweefvliegen)
De blinde bij lijkt op de honingbij (Apis mellifera L.) en dankt hier mede haar naam aan. Blind staat hier gelijk aan doof, zoals bij een dovenetel, dus ongewapend.
De volwassen exemplaren zijn bloembezoekers en dragen bij aan de bestuiving van bloemen en planten. De larven zijn saprofaag; zij voeden zich met rottend organisch materiaal in zuurstofarme milieus. Ze worden ook wel rattenstaartlarven genoemd, omdat ze over een ademhalingsbuis beschikken die wat weg heeft van een rattenstaart.
Uiterlijk
Blinde bijen worden zo’n 14-16 mm lang en hebben een zwart, glimmend achterlijf, met een oranje gele tekening. De tekening is erg variabel.
Verwarring met de honingbij is begrijpelijk, maar kan worden uitgesloten als u op het aantal vleugels let. Vliegen, zo ook een blinde bij, hebben één paar vleugels. Bijen daarentegen behoren tot de orde der vliesvleugeligen (Hymenoptera) en hebben 2 paar vleugels. Ook aan de ogen is te zien dat de blinde bij tot de vliegen behoort. Op de ogen zijn tevens verticale haarbanden zichtbaar.
De larven, zo’n 2 cm lang, bezitten een ademhalingsbuis die in uitgeschoven toestand tot wel 15 cm lang kan worden.
Ontwikkeling en leefwijze
Vliegen ondergaan een volledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 4 stadia kent: ei–larve–pop–adult.
De blinde bij legt haar eitjes in het voorjaar in door mest sterk verontreinigde poeltjes. De rattenstaartlarven worden dan ook vaak in beerputten, drijfmestkelders en in stagnerend water bij mesthopen aangetroffen.
De larven voeden zich met bacteriën en rottend organisch materiaal. Door middel van de lange ademhalingsbuis die boven het wateroppervlak wordt gehouden, voorzien ze zich van zuurstof.
Wanneer ze volgroeid zijn, verlaten ze de voedselbron op zoek naar een droge plek om te verpoppen. Deze trek naar een verpoppingsplek vindt plaats in de zomer, bij ons in de maanden juli en augustus. Na ca. 2-3 weken komt het volwassen insect uit de pop.
Blinde bijen zitten in de lente en zomer veel op allerlei bloemen. Ze overwinteren als volwassen insect, vaak in groepen bijeen.
Preventie
In veel veehouderijen wordt geen rekening gehouden met het massaal optreden van insecten die zich met half vloeibare mest voeden. Door regelmatige afvoer van de mest en het met water schoonspuiten van de stalruimten kan de ontwikkeling van deze insecten worden voorkomen.
Bestrijding
Indien door omstandigheden de mest niet op tijd afgevoerd kan worden en de larven door zeer talrijk optreden hinderlijk zijn, kan een bestrijding overwogen worden met een toegelaten middel ter bestrijding van vliegenlarven op mestvaalten en in gierputten. Dit geldt als laatste redmiddel.
De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan.
Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide (=bestrijdingsmiddel) wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.
Namen van bedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.
Chemisch afval
Resten van biociden en lege, ongereinigde verpakkingen moeten worden beschouwd als gevaarlijk afval. Wij adviseren u daarom deze resten in te leveren bij het KGA-depot in uw gemeente.
Advies
Mochten de bestrijdingsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.