Spinnen (Araneae)
Klasse: Arachnida (spinachtigen)
Orde: Araneae (spinnen)
Familie: behoren in Nederland tot een veertigtal families
Spinnen behoren tot de klasse van spinachtigen, waartoe ook hooiwagens, schorpioenen, mijten en teken behoren. Alle spinachtigen hebben 8 poten, terwijl insecten er maar 6 hebben. Enkele bekende spinnensoorten in Nederland zijn de huisspin en de trilspin binnenshuis, en de kruisspin en huiszebraspin buitenshuis.
Van de Australische huisspin (Badumna longinqua), getijgerde lijmspuiter (Scytodes thoracica) en de valse wolfspin (Zoropsis spinimana) is hieronder extra informatie te vinden.
Uiterlijk
De Australische huisspin is een spinnensoort die oorspronkelijk afkomstig is uit Australië, maar zich door import van goederen inmiddels ook in Nederland heeft gevestigd. Deze spin is te herkennen aan zijn compacte lichaam, variërend in kleur van donkerbruin tot zwart, met een kenmerkend fluweelachtig uiterlijk en karakteristieke tekening op de bovenzijde van het lichaam. De vrouwtjes kunnen een lichaamslengte van ongeveer 12 mm bereiken, terwijl de mannetjes doorgaans wat kleiner zijn.
Leefwijze
De Australische huisspin bouwt karakteristieke webben die bestaan uit een dicht netwerk van draden, vaak te vinden op beschutte plekken zoals tussen planten, onder dakranden of in hoeken van gebouwen. Dit soort webben dient als een schuilplaats voor de spin en is vaak het eerste teken van hun aanwezigheid.
Het nut van spinnen
Hoewel de Australische huisspin in eerste instantie misschien een bedreiging lijkt vanwege haar imposante verschijning en de gelijkenis met andere grote spinnen, is ze relatief ongevaarlijk voor mensen. Net als veel andere spinnen, is ze niet agressief en zal ze alleen bijten wanneer ze zich bedreigd voelt. Haar beet kan lokaal wat irritatie veroorzaken, maar is doorgaans niet gevaarlijk.
Wering en preventie
Mocht je deze spin in of rondom je huis aantreffen, dan is er geen reden tot paniek. Het is vaak voldoende om ze voorzichtig buiten te verplaatsen. Voor mensen met een sterke angst voor spinnen kan het echter wenselijk zijn om preventieve maatregelen te nemen om te voorkomen dat deze spinnen zich in huis nestelen. Denk hierbij aan het dichten van kieren en naden, het plaatsen van horren voor ramen en deuren, en het regelmatig schoonmaken van donkere, stoffige hoekjes.
Er zullen maar weinig mensen zijn die weleens van de getijgerde lijmspuiter hebben gehoord. Toch bevindt deze soort zich in de directe nabijheid van velen. Het is een spinnetje van circa drie tot zes millimeter, dat vrijwel alleen in gebouwen voorkomt.
Spinnen hebben evenals insecten een uitwendig skelet, de chitinehuid; tijdens de groei vervellen ze enige malen.
Ontwikkeling en leefwijze
Deze spin maakt geen web om prooien te vangen, maar gaat lopend op zoek naar kleine diertjes, onder andere vliegen en muggen. Is er eenmaal een prooi in zicht, dan besluipt de lijmspuiter deze en spuugt er in een zigzag een kleverige giftige spinselsubstantie overheen. Dit komt uit een opening bij het uiteinde van de gifklauw. Hierdoor kunnen prooien op een afstand van wel twee centimeter uitgeschakeld worden. De jager kan het diertje nu openbijten en leegzuigen.
Onder de Nederlandse spinnen is het uniek dat er spinseldraadklieren in het kopborststuk aanwezig zijn en dat deze ook nog gecombineerd zijn met de gifklieren.
De spectaculaire sluip-en-spuit techniek wordt vooral ’s nachts uitgevoerd. Niet zelden is het trage spinnetje ook ’s ochtends nog wel aan te treffen als hij over de grond of het plafond terugloopt naar een schuilplaats. Slechts heel af en toe wandelt een getijgerde lijmspuiter naar buiten. Dit gebeurt alleen in de zomer, want anders is het te koud voor deze van oorsprong zuidelijke soort.
Voor de eitjes maakt deze soort overigens geen spinselwebje, zoals veel andere spinnen wel doen. Het vrouwtje draagt de eitjes met zich mee, totdat de jonge spinnen zijn uitgekomen.
Het kan voorkomen dat in huis veel jonge spinnetjes worden gevonden, die dan net uit een legsel gekropen zijn.
Het nut van spinnen
Veel mensen zijn bang voor spinnen (arachnofobie), terwijl spinnen juist ontzettend nuttige dieren zijn. Zij voeden zich namelijk met vele, vaak schadelijke en hinderlijke in huis voorkomende insecten zoals vliegen en muggen, tapijtkevers, papiervisjes, stofluizen en motten Daarom wordt aanbevolen ze met rust te laten.
Dankzij o.a. de getijgerde lijmspuiter hebben wij van deze diertjes een stuk minder last.
De valse wolfspin is een spinnensoort die oorspronkelijk afkomstig is uit Zuid-Europa, maar zich inmiddels in Nederland en elders in Europa heeft gevestigd. De eerste vastgelegde waarnemingen dateren uit 2007 en 2009 en met name de laatste jaren worden ze regelmatig gezien in huizen en andere gebouwen.
Uiterlijk
Valse wolfspinnen zijn onder andere te herkennen aan een typerende donker- en lichtbruine tekening op hun kop-borststuk en achterlijf. Vrouwtjes worden één tot twee centimeter groot, mannetjes blijven iets kleiner.
Ontwikkeling en leefwijze
Valse wolfspinnen worden meestal gezien in gebouwen, al is vanuit de literatuur bekend dat ze (ook) onder hout, stenen of schors leven. De exemplaren die men in gebouwen aantreft, kunnen dus zwervende individuen zijn die daar hun heil zoeken vanwege de hogere temperaturen.
Valse wolfspinnen maken geen web, maar jagen ’s nachts actief op een prooi. Vaak wordt gedacht dat het woord “vals” in de naam van de spin duidt op agressief gedrag, maar dat is niet correct. Het betekent alleen dat deze soort lijkt op de wolfspinnen (familie Lycosidae), maar in feite niet tot die familie behoort. De spin bijt alleen als hij zich sterk bedreigd voelt en de pijn van de beet wordt als mild ervaren. De aanwezigheid van een valse wolfspin is dus ongevaarlijk en vereist geen verdere maatregelen.
Uiterlijk
Het lichaam van een spin bestaat uit 2 vrijwel even grote delen; het bij spinnen vergroeide kopborststuk en het achterlijf. Aan de voor- en zijkant van de kop staan meestal 8 (soms 6) enkelvoudige ogen. Ook aanwezig zijn 2 op pootjes lijkende tasters en 2 grote, sterke kaken met puntige gifklauwen waardoor een kanaaltje loopt naar de gifklieren. Bij een “beet” wordt het gif via het kanaaltje in het lichaam van het prooidier geperst. De poten bevinden zich aan het kopborststuk. Het achterlijf is met een zachte huid bedekt en bevat spinklieren, waarmee spinsel geproduceerd wordt.
Ontwikkeling en leefwijze
Het aantal afgezette eitjes varieert afhankelijk van de soort spin van enkele tot bijna duizend stuks. Er is bij spinnen sprake van broedzorg. De “webspinnen” maken meestal een spinsel in de vorm van een cocon, waarin de eitjes worden gedeponeerd. Bij de “jagers” wordt de cocon door de wijfjes meegedragen totdat de jonge spinnen zijn uitgekomen, soms zelfs nog een periode daarna. Het kan voorkomen dat in huis veel jonge spinnetjes worden gevonden, die dan net uit een legsel gekropen zijn.
Spinnen hebben evenals insecten een uitwendig skelet, de chitinehuid; tijdens de groei vervellen ze enige malen. De in Nederland levende spinnensoorten worden in het algemeen een jaar oud. Enkele soorten overwinteren en sterven in de herfst.
Spinnen verplaatsen zich veelal lopend, maar ook zwevend aan de door hen geweven “herfstdraden”. Zo kunnen vooral jonge spinnetjes zich tientallen meters door de lucht verplaatsen.
Vangen van prooi
De meest bekende soorten zijn de wielwebspinnen, zo genoemd naar het wielvormige web dat ze maken om hun prooi te vangen. Andere spinnensoorten vangen hun prooi met webben in de vorm van een trechter, een buis of een hangmat. Ook zijn er soorten die kriskras dooreenlopende draden of alleen maar struikeldraden maken.
Hoe eenvoudiger de webbouw is, des te actiever is de spin als jager. De echte jagers gebruiken geen web om hun prooi te vangen, maar besluipen of achtervolgen hun prooi. Vooral de tamelijk grote wolfspinnen zijn felle jagers die zeer snel kunnen lopen. Springspinnen benaderen hun prooi tot op enkele centimeters en bespringen deze dan.
Prooidieren
Indien in de tuin of in huis grote aantallen spinnen voorkomen, dan is dit een aanwijzing dat daar vele prooidieren (vliegen, muggen, etc.) aanwezig zijn. Ter voorkoming van een plaag van deze prooidieren is het verstandig om de spinnen rustig hun gang te laten gaan. Het bestrijden van de prooidieren buitenshuis is een ondoenlijke zaak, omdat vele insectensoorten uit de wijde omgeving kunnen komen. Hun broedplaatsen zijn overal –afhankelijk van de soort– op bomen en planten, in de grond, in grasland of drassig terrein, etc.
Het nut van spinnen
Veel mensen zijn bang voor spinnen (arachnofobie), terwijl spinnen juist ontzettend nuttige dieren zijn. Zij voeden zich namelijk met vele, vaak schadelijke en hinderlijke insecten zoals muggen en vliegen, maar ook grotere insecten als sprinkhanen, kevers en wespen. Daarom wordt aanbevolen spinnen met rust te laten.
Schade en overlast
Voor de mens is een beet van de in Nederland levende spinnensoorten niet gevaarlijk, al kunnen enkele soorten wel pijnlijk bijten. Daarnaast zouden spinnen enige hinder kunnen veroorzaken door de vangwebben die ze maken, of wanneer ze in grote aantallen voorkomen.
Wering
Spinnen en insecten kunnen zich verschuilen in of toegang verschaffen tot de woning via openstaande ramen of deuren, via spleten tussen sponningen en kozijnen en het metselwerk, of via te grote ventilatieopeningen. Om te voorkomen dat spinnen en hun prooidieren de woning binnendringen, kunt u ze weren door spleten en kieren te dichten met kit en ventilatieopeningen af te sluiten met een deugdelijk rooster of fijnmazig gaas. Ramen en deuren kunnen worden voorzien van goed sluitende horren.
Het bestrijden van spinnen is vanwege de nuttige aard van deze beestjes ongewenst.
In huis aanwezige spinnen kunnen worden weggevangen, bijvoorbeeld met behulp van een omgekeerd glas en een stevig stuk papier dat voor de opening wordt geschoven, waarna u de gevangen spinnen buitenshuis kunt loslaten. Webben kunnen met behulp van een ragebol of de stofzuiger worden verwijderd.
Advies
Mochten de weringsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.