spitsmuis (soricidae) PD

Spitsmuizen (Soricidae)

Orde: Insectivora (insecteneters)
Familie: Soricidae (spitsmuizen)

De spitsmuis is geen knaagdier, hoewel zij er qua uiterlijk wel op lijkt. Ze hebben een andere vorm van de kop (spitse snuit) en gebit en zijn een direct familielid van de egel. Als u goed kijkt, is er een zekere gelijkenis te zien.

Algemeen

In Nederland komen een vijftal soorten spitsmuizen voor, namelijk:

  • De bosspitsmuis (Sorex araneus L.)
  • De dwergspitsmuis (Sorex minitus L.)
  • De waterspitsmuis (Neomys fodiens Pennant)
  • De veldspitsmuis (Crocidura leucodon Hermann)
  • De huisspitsmuis (Crocidura russula Hermann); de meest voorkomende soort.
    Wanneer spitsmuizen in gebouwen worden aangetroffen, betreft het vrijwel altijd de huisspitsmuis.

Uiterlijk

Spitsmuizen tonen uiterlijk grote overeenkomsten met muizen, maar onderscheiden zich duidelijk door de vorm van de kop. De schedel is smal, spits (bijna kegelvormig) toelopend zonder jukbeenderen. De snuit steekt ver vóór de sikkelvormige snijtanden uit en is spits toelopend en slurfvormig.
De grootte varieert, mede afhankelijk van de soort, van 5-9 cm voor volwassen exemplaren. De rug is meestal rossig grijs tot grijsbruin, soms donker, de buik is lichter.
De kort behaarde staart is ongeveer de helft tot tweederde van de lichaamslengte. De vacht is sterk glanzend en de aan de zijkant gelegen muskusklieren zijn vooral bij de mannetjes zichtbaar. De poten zijn kort; het zijn echter gewone looppoten.
De uitwendige oren zijn zichtbaar, maar klein en meestal in de vacht verborgen. Zij kunnen door een klepje worden afgesloten. Het gehoor is zeer goed ontwikkeld. Vooral zachte ritselende geluiden worden heel goed waargenomen; op lawaai reageren zij niet.
Tastzin en reuk zijn eveneens goed ontwikkeld. De ogen zijn klein en van weinig betekenis. Spitsmuizen vinden hun weg en foerageren bijna uitsluitend met behulp van reuk- en tastorganen (borstels op de snuit).
De uiteinden van tanden en kiezen van Sorex– en Neomys-soorten zijn granaatrood, die van Crocidura-soorten zijn geheel wit. De kiezen zijn puntig voor het doorbijten van insectenpantsers.

Ontwikkeling

Spitsmuizen leven op zichzelf. Mannetje en wijfje maken ieder een eigen nest. In de paartijd kunnen zij elkaar gemakkelijk vinden door de muskusgeur die zij afgeven. De geurklieren liggen bij de staartwortel, bovendien heeft het mannetje aan de zijkant van het lichaam nog meer, tevens zichtbare, klieren.
De voortplantingsperiode loopt van maart tot oktober, al krijgt de huisspitsmuis bijvoorbeeld ook jongen in de winter. Een winterslaap wordt niet gehouden.

Gemiddeld 2-4 keer per jaar worden ongeveer 4-6 jongen geworpen, die binnen het jaar geslachtsrijp zijn. Al na 1 week gaan de jongen op pad met de moeder. Ze lopen in “ganzenmars” achter haar aan en bijten zich vast in rugvel of staart van de moeder of de voorganger en vormen zo een ketting, die ook bij het nemen van hindernissen intact blijft.
Spitsmuizen hebben een gemiddelde levensduur van 2 tot 3 jaar.

Leefwijze

Spitsmuizen zijn vlugge, beweeglijke dieren, die zich springend en lopend verplaatsen. Daarnaast zwemmen zij goed en vooral de waterspitsmuis zwemt zeer veel en duikt en loopt onder water. De veld- en huisspitsmuis zijn wat minder beweeglijk.
Het zijn nachtdieren maar soms zijn ze overdag ook actief. Ze brengen een zacht piepend, fluitend of tjilpend geluid voort.

Spitsmuizen graven vaak onderaardse holen onder boomwortels, ook maken zij gebruik van mollengangen of muizenholen. In het algemeen zijn de dieren te vinden in ruig gedekt terrein: kreupelhout, struikgewas, bosranden, weilanden en tuinen; de bosspitsmuis ook in moerasland, bos en duin. Tevens zijn zij te vinden in de buurt van menselijke bebouwing, bouwafval en gestort puin.
De waterspitsmuis is sterk aan water gebonden en kiest dan min of meer rustig water.

Het zijn felle roofdieren. De prooi wordt met de bek gegrepen; bewegende prooidieren drukken zij met de voorpoten tegen de grond.
Hun voedsel bestaat uit insecten en hun larven (emelten, meelwormen, etc.), wormen, kleine gewervelde dieren zoals muizen, kleine slakjes, soms spinnen. De bosspitsmuis en huisspitsmuis eten ook wel zaadkorrels. De waterspitsmuis eet naast genoemd voedsel ook waterdieren zoals kleine visjes, schaaldieren en kikkers.
Spitsmuizen zijn zeer vraatzuchtig en blijken erg gesteld te zijn op variatie in hun voedselpakket. Zij eten dagelijks ongeveer de helft van hun gewicht aan voedsel en kunnen niet lang honger verdragen.

Sporen

De uitwerpselen van spitsmuizen zijn 4 tot 10 mm lang, 3-4 mm dik, vaak in klonten aaneen geklit. De keutels zijn altijd enigszins vastgeplakt, meestal onregelmatig van vorm en donkerbruin tot zwart van kleur. Ze bevatten veel zand en glinsterende resten van insectenpantsers.

Omdat spitsmuizen zulke lichte kleine diertjes zijn, zijn hun pootafdrukken veelal onduidelijk. De afdrukken met 5 tenen onderscheiden zich van die der muizen, die namelijk 4 teenafdrukken van de voorpoot vertonen, de 5e teen is rudimentair, zit hoger aan de poot en maakt dus geen afdruk. De afdruk van de voorpoot van de spitsmuis is ongeveer 0,8 cm, van de achterpoot 1,5 cm (ongeveer even groot als van de huismuis).

Schade en nut van spitsmuizen

Een in gebouwen voorkomende spitsmuis betreft bijna altijd de huisspitsmuis. Schade bestaat uit hinder door stank, vervuiling door urine en uitwerpselen of lawaai boven plafonds.

Buitenshuis vervullen spitsmuizen een nuttige functie, omdat zij insecten en andere kleine dieren als prooidieren hebben. Daarnaast dienen ze als voedsel voor met name uilen (ransuil, kerkuil).

Wering en preventie

Aangezien spitsmuizen een onaangename geur verspreiden en vrij veel lawaai kunnen maken boven plafonds e.d., worden zij in huis als ongewenst ervaren. Om te voorkomen dat spitsmuizen uw woning binnenkomen, is het van belang om alle (ventilatie)openingen in buitenmuren muisdicht te maken, d.w.z. smaller dan 0,5 cm, met behulp van bijvoorbeeld muizenroosters of bijenbekjes.

Advies

Mochten de weringsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie onvoldoende resultaat geven, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).

Disclaimer

Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.