Rijstmot (Corcyra cephalonica (Stainton))
Orde: Lepidoptera (vlinders)
Familie: Pyralidae (lichtmotten)
De rijstmot is een nachtvlinder die met de rijsthandel vanuit Azië is geïntroduceerd in Europa en op andere plaatsen in de wereld. In Nederland zijn de waarnemingen zeer beperkt. Qua grootte is de rijstmot gemakkelijk te verwarren met de vruchtmot (Indische meelmot) (Plodia interpunctella).
De larven zijn beruchte veroorzakers van schade aan voedselvoorraden in warme en vochtige gebieden, maar ook in verwarmde opslagplaatsen en in keukenvoorraden. Levensmiddelenbedrijven hebben soms ook te maken met aantasting door de larven.
Uiterlijk
De rijstmot is lichtbruin van kleur en heeft een spanwijdte van 13-26 mm. Het voorste paar vleugels is grijsgeel tot bruingrijs en kan zwarte puntjes vertonen. Vleugels van het achterste paar zijn doorschijnend en crème wit tot bruin gekleurd. De vleugeluiteinden zijn zacht afgerond, wat de soort onderscheidt van andere lichtmotten, zoals de vruchtmot (Indische meelmot).
In rust zijn de vleugels van de rijstmot strak tegen het lichaam aan gevouwen. De larven zijn zacht wit met lange fijne haren en een bruine kop. De poppen zijn geelbruin van kleur.
Ontwikkeling en leefwijze
Motten ondergaan een volledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling vier stadia kent: ei–larve–pop–adult. Bij de rijstmot duurt deze cyclus 33 tot 62 dagen, afhankelijk van de temperatuur.
Larven van de rijstmot tasten allerlei opgeslagen producten aan, zoals rijst, cacaobonen, mais, noten, havermout, granen, meel, bloem, chocoladeproducten, gedroogde groenten en -fruit en andere plantaardige producten. Om zichzelf te beschermen maken de larven web-achtige structuren. Na 21-41 dagen zijn de larven volgroeid en maken ze een cocon om te verpoppen. De verpopping vindt plaats in de voedselbron van de larven en duurt 9-14 dagen.
Adulte rijstmotten leven één tot drie weken en houden zich enkel bezig met de voortplanting; zij consumeren geen producten. Eitjes worden door de vrouwtjes los van elkaar of in groepjes van drie tot vijf stuks gelegd in de buurt van de voedselbron. In totaal legt een vrouwtje 60-200 eitjes. Onder de juiste omstandigheden worden ongeveer zes generaties doorgelopen. In een gematigd klimaat kan dit beperkt zijn tot één generatie per jaar, waarbij de soort overwintert als larve.
Overdag zijn motten niet actief; vaak worden ze daarom niet of te laat opgemerkt.
Schade
De grootste schade aan voorraden bestaat uit het materiaalverlies door aantasting van producten. Daar komt bij dat de producten verontreinigd worden met uitwerpselen, dode motten en spinsels die zich vaak niet (eenvoudig) laten verwijderen. Een vieze geur kan zich ontwikkelen, waardoor voedsel ongeschikt raakt voor consumptie.
Wering en preventie
Een regelmatige controle van de producten is bij langdurige opslag gewenst, zeker in verwarmde ruimten en tijdens de zomer. Houd bij voorkeur een zo kort mogelijke opslag aan en geadviseerd wordt om de temperatuur in opslagruimten lager dan 15°C te houden, dan staat de ontwikkeling van de rijstmot vrijwel stil.
Nieuwe voorraden dienen direct bij binnenkomst gecontroleerd te worden op aanwezigheid van motten. Oude voorraden eerst opgebruiken. Aangetaste voorraden snel verwerken of vernietigen.
Maak leeggekomen ruimten goed schoon. In dergelijke ruimten kunnen nog verschillende levensstadia van voorraadmotten aanwezig zijn in voedselresten die zijn achtergebleven (o.a. tussen naden en kieren, in dubbele wanden, in dode hoeken van machines, enz.).
Voedingsmiddelen dienen –zo mogelijk– bewaard te worden in goed afsluitbare bussen. Houd daarnaast een goede hygiëne aan; voorkom dat gemorste voorraden blijven liggen.
Bestrijding
In huishoudens is het vaak voldoende om de ontwikkelingsbron op te sporen. Een snelle verwerking of vernietiging van de aangetaste voorraden is de eenvoudigste bestrijdingsmethode. De keuken, opslagruimte of provisiekast waar de ontwikkelingsplaats van de motten is gesignaleerd, moet zorgvuldig worden schoongemaakt en ‘vergeten’ voorraden moeten worden verwijderd.
Heeft u een vermoeden dat ergens in de voorraad levensmiddelen eitjes of larven van de rijstmot aanwezig zijn, dan zijn deze stadia te doden d.m.v. koelen of verhitten.
Een temperatuur van -12°C gedurende 5 dagen is dodelijk voor de eitjes en de larven. De temperatuur moet gedurende die 5 dagen ook in het binnenste van het product bereikt worden.
Bij verhitting tot een temperatuur van 60°C gedurende 30 minuten, worden alle stadia van de vruchtmot eveneens gedood. Ook hierbij geldt dat deze temperatuur in het binnenste van het product bereikt moet worden.
In de praktijk kan het voorkomen dat de verkoelings- of verhittingsduur langer moet zijn.
Bedrijfsmatig
In een magazijn is het na verwijdering van de aangetaste levensmiddelen noodzakelijk om de ruimte goed schoon te maken en een naden- en kierenbehandeling toe te passen met een voor dat doel toegelaten werkzame stof.
De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan.
Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide (=bestrijdingsmiddel) wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen: http://www.ctgb.nl
Namen van bestrijdingsbedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.
Waarschuwing
Het is van groot belang dat u nooit voedingsmiddelen behandelt met biociden (= bestrijdingsmiddelen)!
Chemisch afval
Resten van biociden en lege, ongereinigde verpakkingen moeten worden beschouwd als gevaarlijk afval. Wij adviseren u daarom deze resten in te leveren bij het KGA-depot in uw gemeente.
Advies
Mochten de wering- en bestrijdingsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.