Bruine huismot (Hofmannophila pseudospretella (Stainton))
Orde: Lepidoptera (vlinders)
Familie: Oecophoridae (sikkelmotten)
De bruine huismot komt zeer algemeen voor en wordt vaak in gebouwen aangetroffen. De larven voeden zich met plantaardige en dierlijke materialen. Soms worden ze op graanzolders en in levensmiddelen gevonden. Bruine huismotten veroorzaken de meeste schade aan enigszins vochtig geworden wollen vloerbedekking en wollen stoffen.
Uiterlijk
De bruine huismot heeft een spanwijdte van 17-26 mm. De mot heeft drie zwarte vlekken op elke bruinzwarte voorvleugel. De achtervleugels zijn iets lichter van kleur.
De larven (rupsen) zijn geelwit van kleur, de kop is bruin met aan iedere kant 4 puntogen. Ze spinnen een kokervormig omhulsel en worden maximaal 20 mm lang.
De pop bevindt zich in een zijden cocon van 15-20 mm lengte.
Ontwikkeling en leefwijze
Motten ondergaan een volledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 4 stadia kent: ei–larve–pop–adult. De ontwikkelingsduur van ei tot volwassen bruine huismot duurt ca. 4 maanden.
Het wijfje legt 200-300 kleine ovale eitjes, niet in groepen maar afzonderlijk, die na 10 tot 15 dagen uitkomen. De larven zijn bijzonder gevoelig voor uitdrogen; zij kunnen zich alleen in vochtig materiaal ontwikkelen. Indien de relatieve luchtvochtigheid langdurig laag blijft, kunnen de larven hun ontwikkeling niet voltooien.
Ze worden vooral aangetroffen op rustige, vochtige plaatsen, bijv. onder kasten, vloeren en tapijten en in vogelnesten. Van daaruit kunnen ze gebouwen binnenkomen. Ze leven van dierlijk en plantaardig materiaal, zoals zaden, graan, kurk, linnen, wol en bont.
De larven kunnen in een soort rustfase terechtkomen waarin de ontwikkeling stilstaat; mochten de omstandigheden dan weer gunstig zijn, wordt de ontwikkeling vervolgd. Het larvestadium duurt 2 maanden tot (in extreme gevallen) enkele jaren.
Volgroeide larven verlaten de voedselbron en verplaatsen zich soms over een vrij grote afstand op zoek naar een geschikte plaats om zich te verpoppen. Het popstadium duurt 2-6 weken.
De volwassen bruine huismotten leven ca. 2 weken en vliegen van juni tot augustus, al kunnen ze in verwarmde ruimten het hele jaar worden waargenomen. In onverwarmde vertrekken treedt 1 generatie per jaar op.
Schade
Bruine huismotten kunnen plaatselijk aanzienlijke schade aanrichten aan (enigszins vochtig geworden) wollen kleden, (vaste) vloerbedekking, vullingen van matrassen en stoelen, gedroogde planten, graanproducten en zelfs linnen boekbanden.
Aangrenzende houten voorwerpen zoals plinten en meubels, kunnen ook worden beschadigd.
Wering en preventie
De oorzaak van de hoge luchtvochtigheid in vertrekken waarin de mottenlarven (rupsen) voorkomen, moet weggenomen worden. Houd dergelijke ruimten zo droog mogelijk door ’s zomers bij zonnig weer veel te ventileren en ’s winters droog te stoken. Indien er sprake is van lekkage of blijvende vochtige omstandigheden, neem dan eerst bouwkundige maatregelen.
Verder is het verstandig om materialen droog te houden, dus voldoende ventileren, en oude vochtig geworden materialen op te ruimen. Tenslotte moeten oude voorraden waarin de motten zich kunnen ontwikkelen, verwijderd worden.
Bestrijding
Voor de bestrijding van de bruine huismot kan gebruik worden gemaakt van een voor dat doel toegelaten biocide (=bestrijdingsmiddel).
Behandel alle plaatsen waar de larven worden aangetroffen, zoals onder de randen van vloerbedekking, achter plinten en in naden en kieren van (de onderzijde van) houten wandmeubels. Wees alert op plinten die de onderzijde van een meubelstuk afschermen; dáár vindt verpopping van larven vaak plaats.
Tijdens de behandeling en gedurende 2 uur daarna moet de ruimte grondig worden geventileerd. Pas daarna mogen mens en dier de behandelde ruimte weer betreden.
Let op! Kleding NIET behandelen met biociden.
Het middel mag onder geen voorwaarde met voedsel en speelgoed in aanraking komen!
De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan.
Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.
Namen van bestrijdingsbedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.
Chemisch afval
Resten van biociden en lege, ongereinigde verpakkingen moeten worden beschouwd als gevaarlijk afval. Wij adviseren u daarom deze resten in te leveren bij het KGA-depot in uw gemeente.
Advies
Mochten de wering- en bestrijdingsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.