Vochtminnende mijten (Laelapidae en Uropodidae)
Orde: Mesostigmata (roofmijten)
Families: Laelapidae en Uropodidae
Vochtminnende mijten kunnen door hun massale optreden soms hinderlijk worden in boerderijen en woningen. Tot de families Laelapidae en Uropodidae behoren veel verschillende soorten.
Ontwikkeling en leefwijze
Deze mijten kunnen zich in grote aantallen ontwikkelen in vochtig hooi, hout of turf. Ook ontbindende stoffen zoals rottende aardappelen, bieten en mest kunnen soms aanleiding zijn tot het talrijke optreden van deze diertjes. Behalve dat zij afvalstoffen vreten, maken deze mijten jacht op andere mijtensoorten en kleine insecten.
Vooral in boerderijen heeft men dikwijls last van deze mijten. Dit wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door opgeslagen hooi op de hooizolder. Dit hooi is, wanneer het pas is geoogst, altijd enigszins vochtig. Het is dan ook een normaal verschijnsel dat zich hierin, nadat de hooibroei is afgelopen, mijten gaan ontwikkelen, die men dikwijls in grote aantallen op de hooizolder kan zien krioelen. Meestal verdwijnen deze mijten na enige weken weer vanzelf.
Ook in het voorjaar en de voorzomer is er soms een periode van enige weken dat men last van deze mijten heeft; meestal tegen de tijd dat het oude hooi bijna op of geheel verbruikt is. Vooral bij een sterke bestraling van de zon op het dak kan de ontwikkelingsplaats van deze mijten te warm worden, waardoor ze verdreven worden en elders voor overlast kunnen zorgen.
Wering
Indien een boerderij erg vochtig is, kunnen de mijten zich ook door de aangebouwde woning gaan verspreiden; men kan er dan gedurende lange tijd last van hebben. Aangezien een dergelijke mijtenplaag in de meeste gevallen veroorzaakt wordt doordat de gehele boerderij veel te vochtig is, kan men de mijten verdrijven door flink te luchten bij drogend weer; zo nodig dient men de woonvertrekken droog te stoken.
In het bijzonder na natte zomers treedt het genoemde verschijnsel op doordat het hooi te nat van het land is gekomen. Vooral in oude boerderijen waar weinig ventilatie mogelijk is, ontstaat dan een zeer vochtige atmosfeer, die nog verergerd kan worden door vee in aangebouwde stallen, dat veel waterdamp produceert. Een goede ventilatie van de hooizolder is daarom belangrijk.
Daarnaast is het opruimen van het oude hooi en schoonmaken van de hooizolder, voordat de nieuwe oogst wordt binnengebracht, een belangrijke maatregel. De ruimte waar het hooi was opgeslagen kan bijvoorbeeld worden schoongemaakt met een industriële stofzuiger. Indien bovengenoemde maatregelen niet afdoende zijn of niet uitvoerbaar, is het misschien mogelijk om het hooi in een vrijstaande schuur op te slaan. De plaag wordt hierdoor weliswaar niet bestreden, maar de bewoners zullen van de mijten doorgaans weinig hinder meer ondervinden.
De beste methode ter bestrijding van een plaag in woningen is het zorgvuldig schoonmaken, eventueel met behulp van een stofzuiger, van de plaatsen waar de prooidieren zich hebben kunnen ontwikkelen en dergelijke plaatsen zo droog mogelijk te houden. De betrokken ruimten moet men flink laten doorwaaien door alle deuren en ramen tegen elkaar open te zetten. Woningen kunnen ook droog gestookt worden. Na enige tijd zal de plaag dan verdwijnen. Het gebruik van insecticiden moet worden vermeden, omdat men daarmee de bron niet bestrijdt.
Advies
Mochten de weringsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van dit advies, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.