Oogstmijt (Neotrombicula autumnalis (Shaw))
Orde: Trombidiformes
Familie: Trombiculidae
De oogstmijt, ook wel grasmijt genoemd, is een kleine spinachtige die erg lijkt op de fluweelmijt, maar hier geen familie van is. Het is enkel de larve (hieronder afgebeeld) van deze mijt die huidirritatie kan veroorzaken, door zich vast te bijten in de huid van een gastheer, bijvoorbeeld de mens.
De oogstmijt komt in bepaalde streken van Nederland voor, vooral in de maanden juli, augustus en september.
Algemeen
Van begin juli tot eind oktober, wanneer de temperatuur boven de 15°C uitkomt, kunnen in Nederland oogstmijten worden aangetroffen in kluitjes van enkele tot honderden exemplaren, op de uiteinden van dode takjes en andere uitstekende deeltjes van de strooisellaag. Als u in deze streken buitenshuis verblijft, kunnen de zes-potige larven van de oogstmijt op de huid terechtkomen, waarin zij zich vastbijten en daaruit vocht zuigen.
4-36 uur nadien kan, vooral waar de kleding strak op de huid zit, een infectie ontstaan en in 30% van de gevallen huidirritatie (trombidiose) optreden. De in vlagen optredende jeuk, die vooral ’s nachts hevig is, blijft vaak een week lang optreden. Via een arts, apotheek of drogist zijn middelen te verkrijgen die de jeuk tijdelijk doen verminderen. Gebruik van afweermiddelen (repellents) met bijvoorbeeld DEET kan voorkomen dat u wordt belaagd.
Uiterlijk
Oogstmijten zijn oranjerode mijten van ca. 1-2 mm grootte. Ook de larven zijn roodachtig van kleur, al zijn ze met hun ca. 0,3 mm flink kleiner en minder zichtbaar. Ze worden geboren met 3 paar poten en ontwikkelen tijdens het nimfstadium hun 4e paar.
Ontwikkeling en leefwijze
Oogstmijten komen uitsluitend voor op löss- of zware kleigronden, waar een kruid- of struiklaag aanwezig moet zijn om ervoor te zorgen dat de bodem voldoende vochtig blijft. Ook moeten er voldoende prooidieren aanwezig zijn.
De nimfen en volwassen oogstmijten leven in de bodem en voeden zich met andere geleedpotigen (onder andere insecten, mijten, springstaarten) en hun eitjes.
Volwassen vrouwtjes leggen in het voorjaar hun eitjes tussen bodemdeeltjes. Hieruit ontwikkelen zich de zes-potige larven; ze zijn parasitair en leven op een verscheidenheid aan diersoorten, waaronder vee, vogels, zoog- en knaagdieren en de mens.
Voor hun ontwikkeling hebben de larven éénmaal een maaltijd van half verteerd cel- en weefselvocht van een gewerveld dier nodig; ook de mens kan hierdoor aanzienlijke hinder van de larven van de oogstmijt ondervinden. Ze bijten zich vast in de huid van de gastheer en zuigen zich in enkele dagen vol, waarna ze het lichaam verlaten en zich in de grond in 3 nimfstadia ontwikkelen tot volwassen mijten.
Er treedt waarschijnlijk één generatie per jaar op.
Schade
In de zomer en herfst zijn de larven van oogstmijten op zoek naar een gastheer. Bij de mens veroorzaken ze huidirritaties (trombidiose), vooral op plaatsen waar de kleding knelt. De irritatie kan langdurig blijven jeuken.
Wering en preventie
Een chemische bestrijding van oogstmijten in de natuur is niet mogelijk. Denk daarom aan wering en preventie om overlast van deze mijtensoort te voorkomen of in ieder geval te beperken.
Over het algemeen helpt het om in de tuin de algehele vochtigheid te verminderen, het grasveld kort te houden en onnodige doornstruiken, bramen, struikgewas en onkruid te verwijderen, omdat de mijten zich zullen terugtrekken in de borders en hogere vegetatie. Bij het onderhoud van borders kan dan gebruik worden gemaakt van beschermende kleding, zoals laarzen, lange broek en handschoenen, om te voorkomen dat de larven van de oogstmijt op de huid terecht kunnen komen.
Daarnaast is het aan te raden om gebruik te maken van afweermiddelen (repellents) die op de huid worden aangebracht. Een middel met als werkzame stof DEET geeft gedurende enige uren bescherming tegen het optreden van deze mijten.
Verder kan overwogen worden de klei- of lösshoudende bovenlaag tot ca. 75 cm diepte af te graven. Afgraven en aanbrengen van nieuwe grond is echter een kostbare aangelegenheid, waarvan nog niet vaststaat of het voldoende resultaat oplevert.
Een andere mogelijkheid is het verwijderen van de vegetatie en die te vervangen door een grindlaag of door tegels. Let wel, te veel bestrating in een tuin kan voor problemen zorgen tijdens hoosbuien en aanhoudende droogte. Daarnaast is het niet bevorderlijk voor de biodiversiteit.
Advies
Mochten de wering- en preventiemaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.