Plaagmier (Lasius neglectus (Van Loon, Boomsma & Andrasfalvy))
Orde: Hymenoptera (vliesvleugeligen)
Familie: Formicidae (mieren)
Subfamilie: Formicinae (schubmieren)
De plaagmier lijkt op enkele inheemse soorten, maar leeft in kolonies met vele koninginnen. Hierdoor kunnen oudere nesten een enorme omvang bereiken. Aangenomen wordt dat de plaagmier oorspronkelijk uit Centraal Azië komt, maar de soort is verspreid door Europa en Azië te vinden. Alle bekende populaties zijn het gevolg van introducties door menselijk handelen.
Uiterlijk
Werksters van plaagmieren zijn bruin van kleur, zonder uitstaande haren op poten of antennebasis. De plaagmier lijkt sterk op andere Lasius-mieren en is ook lang gedetermineerd als de mergelmier (Lasius alienus), maar ze zijn kleiner dan lijkende soorten.
De plaagmier kan gedetermineerd worden door het opmeten van lichaamsdelen, het tellen van het aantal tanden en de beharing.
Ontwikkeling en leefwijze
De plaagmier leeft van zoete honingdauw: een uitscheidingsproduct van bladluizen. Massale zogenoemde mierenstraten tussen het nest en planten vol bladluizen zijn dan ook kenmerkend. Hier verzorgen en beschermen de mieren de bladluizen alsof het vee is. Daarnaast jaagt de plaagmier ook op kleine geleedpotigen als eiwitbron.
Bij veel mierensoorten vindt paring tussen jonge koninginnen en mannetjes plaats tijdens bruidsvluchten, waarna de koninginnen op zoek gaan naar een plaats om een nieuwe kolonie te starten. Paring van de plaagmier vindt echter plaats in en op het nest, waarna de koninginnen eitjes leggen in hetzelfde nest. De plaagmier leeft dan ook in nesten met meerdere eileggende koninginnen, iets wat uitzonderlijk is voor Lasius-mieren. Af en toe splitsen koninginnen en werksters zich wel af en starten een eigen nest. Echter, verschillende nesten zijn vaak niet agressief naar elkaar, waardoor meerdere nesten soms als één superkolonie gezien kunnen worden. Naar andere soorten kan de plaagmier wél agressief zijn.
Omdat de soort geen bruidsvlucht kent, verspreidt de soort zich relatief langzaam. De meeste verspreiding is het gevolg van menselijk toedoen. Dit kan bijvoorbeeld zijn door transport van potgrond of planten. De soort is buiten Centraal Azië vrijwel uitsluitend gevonden in steden en andere door de mens aangelegde gebieden.
Schade
De schade door de plaagmier is voornamelijk van ecologische aard. De mier concurreert met lokale mierensoorten om voedsel en habitat, en de soort jaagt op verschillende geleedpotigen. Daarnaast vergroot de plaagmier de bladluizendruk op omliggende planten door bladluizen te verzorgen. Ook nestelt de soort soms in elektriciteits- of schakelkasten, wat tot overlast of zelfs kortsluiting kan leiden.
Omdat de plaagmier qua uiterlijk en gedrag veel lijkt op de algemeen voorkomende wegmier (Lasius niger), is tijdige waarneming van de soort onwaarschijnlijk. Tussen introductie en ontdekking kan hierdoor gemakkelijk tientallen jaren zitten.
Wering en preventie
Om te voorkomen dat mieren de woning binnendringen, kunnen naden en kieren bij ramen en deursponningen met een daarvoor geschikt materiaal worden gedicht.
Bestrijding
Bij geconstateerde aanwezigheid van plaagmieren is het noodzakelijk om de verspreiding goed te inventariseren. Bestrijding dient plaats te vinden in het gehele verspreidingsgebied en alle ruimten waar de mieren in voorkomen.
Bij de bestrijding van mieren is het zaak de koningin(nen) te doden, aangezien zij het voortbestaan van de soort bepalen. Omdat koninginnen zich vaak onbereikbaar verschuilen, zijn spuit- of poedermiddelen niet altijd effectief.
Doordat de plaagmier vele koninginnen per nest heeft is bestrijding lastig. Bestrijding zal mogelijk met enige regelmaat moeten worden herhaald om de kolonie volledig aan te pakken.
Waarschuwing
De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan. Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide (= bestrijdingsmiddel) wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.
Namen van bedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.
Chemisch afval
Resten van biociden en lege, ongereinigde verpakkingen moeten worden beschouwd als gevaarlijk afval. Wij adviseren u daarom deze resten in te leveren bij het KGA-depot in uw gemeente.
Advies
Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen hebben, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.