Gele weidemier (Lasius flavus (F.))
Orde: Hymenoptera (vliesvleugeligen)
Familie: Formicidae (mieren)
Subfamilie: Formicinae (schubmieren)
Mieren zijn sociaal levende, statenvormende insecten. Een mierenstaat bestaat veelal uit een groot aantal individuen, die –al naar gelang hun werkzaamheden– sterk gespecialiseerd zijn.
Een kolonie gele weidemieren is zeer talrijk en kan oplopen tot wel 100.000 werksters. In een nest bevinden zich dan ook meerdere koninginnen.
Uiterlijk
De gele weidemier behoort tot de subfamilie Formicinae, de “schubmieren”. Zij danken die naam aan het gedeelte tussen het borststuk en het achterlijf, de achterlijfssteel, die naar boven toe verbreed is tot een schub.
Qua bouw lijkt de gele weidemier veel op de wegmier (Lasius niger L.), al verschilt zij in kleur en is ze iets kleiner. Gele weidemieren zijn geel tot geelbruin, wegmieren zijn zwartbruin van kleur.
De lengte van de mieren varieert. De werksters zijn 2-4 mm lang, de mannetjes 3-4 mm en de koninginnen zijn 7-9 mm lang.
Leefwijze
De gele weidemier is wijd verspreid en komt algemeen voor op alle bodemtypen, vrijwel alleen in graslanden, maar soms ook in struwelen, bosranden en open bossen mits er voldoende grassen groeien. Ze zijn voor hun voedsel sterk afhankelijk van wortelluizen, waarmee ze in symbiose leven. De wortelluizen worden door de mieren beschermd en “gemolken” voor hun honingdauw: een zoet uitscheidingsproduct.
Gele weidemieren zijn niet snel zichtbaar, aangezien zij hun voedsel niet bovengronds hoeven te zoeken. Werksters komen niet of nauwelijks aan de oppervlakte en worden slechts binnen een straal van een meter van het nest waargenomen.
De nesten bestaan vaak uit kleine koepels die zijn opgebouwd tussen grasstengels en kunnen een flinke omvang behalen. Grote kolonies hebben dikwijls het uiterlijk van met kruiden en grassen begroeide molshopen.
In regelmatig gemaaide gazons krijgen ze echter geen kans om dergelijke nesten te creëren. Hooguit ziet u een zandige plek in het gazon wat kan duiden op aanwezigheid van de weidemieren.
De nesten grenzen veelvuldig aan nesten van wegmieren. Het kan zelfs voorkomen dat ze huizen in dezelfde aarden bult. Het betreft hier concurrentie om ruimte, niet om voedsel.
Voornamelijk in juli en augustus vindt de zogenaamde “bruidsvlucht” plaats. Tijdens de vlucht bevruchten de mannetjes de koninginnen. Na de vlucht sterven de mannetjes en keren de koninginnen terug naar het nest waar ze meewerken aan de uitbreiding, of ze proberen een nieuw nest te stichten.
Het nut van mieren
In tuinen, parken en bossen zijn mieren zeer nuttig, omdat zij allerlei insecten verdelgen. Tevens hebben ze een belangrijke en onmisbare functie als opruimers in de natuur.
Daarnaast beïnvloeden gele weidemieren door hun graafactiviteiten waarbij bodembestandsdelen naar de oppervlakte worden gewerkt de vegetatie op een positieve manier. Er ontstaan unieke habitats waar vele soorten van profiteren.
Mierennesten bestrijden met biociden (= bestrijdingsmiddelen) op dergelijke plaatsen brengt over het algemeen veel schade met zich mee. Niet alleen de mieren worden gedood, ook vele andere insecten, zoogdieren en vogels kunnen worden vergiftigd. Zo dreigt de gehele natuurlijke levensgemeenschap onnodig te worden verstoord.
Wering en preventie
Om te voorkomen dat mieren een woning kunnen binnendringen, dienen naden en kieren bij ramen en deursponningen met een daarvoor geschikt materiaal te worden gedicht. Daarnaast moeten open stootvoegen worden voorzien van fijnmazig insectengaas.
Bestrijding
Gele weidemieren komen enkel buiten voor in de vrije natuur en verblijven vrijwel altijd ondergronds. Ze zullen zelden binnen worden aangetroffen.
Het is in het algemeen niet nodig om weidemieren te bestrijden, aangezien zij voor geen overlast zullen zorgen.
Advies
Mochten de weringsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse is geweest. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.