Faraomier (Monomorium pharaonis (L.))
Orde: Hymenoptera (vliesvleugeligen)
Familie: Formicidae (mieren)
Subfamilie: Myrmicinae (knoopmieren)
De volledige Nederlandse naam van Monomorium pharaonis is de gele faraomier.
De faraomier is oorspronkelijk afkomstig uit de tropen. De eerste melding in Nederland was omstreeks 1900. Vooral na 1945 was er een grote toename door het aanbrengen van centrale verwarming in gebouwen en het toenemende handelsverkeer.
Deze mier komt in het gehele land voor en wordt uitsluitend aangetroffen binnen gebouwen en in plantenkassen, omdat ze warmteminnend zijn. Daarom bouwen zij hun nest bij voorkeur in de buurt van een warmtebron.
Binnen gebouwen kunnen ze behoorlijke afstanden afleggen.
Uiterlijk
De werksters zijn 2-3 mm lang, bruingeel met een donkergekleurde achterlijfspunt. De koninginnen zijn 4-5 mm lang, eveneens bruingeel van kleur en hebben een donkergekleurde kop. De mannelijke mieren zijn 2-3 mm lang, hebben vleugels en zijn zwartbruin tot zwart gekleurd, met bleekgele poten en antennes.
Ontwikkeling
Mieren ondergaan een volledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat hun ontwikkeling 4 stadia kent: ei–larve–pop–adult. De ontwikkeling van ei tot volwassen mier duurt bij een temperatuur van 27°C en een relatieve luchtvochtigheid van 80%, ca. 1½ maand.
De levensduur van de werksters kan tot 2 maanden bedragen, van de mannelijke dieren 2-3 weken en van de koninginnen ca. 9 maanden. Gedurende hun leven produceren koninginnen tot 350 eitjes.
Periodiek zijn in de kolonies ook gevleugelde vrouwelijke en mannelijke exemplaren aanwezig. Nieuwe kolonies worden gesticht in de vorm van dochterkolonies in de omgeving.
Leefwijze
De faraomier leeft, evenals vele andere mierensoorten in staten of kolonies. In de kolonies wordt de voortplanting verzorgd door een aantal vruchtbare koninginnen. Ze verlaten het nest onder normale omstandigheden nooit en houden zich uitsluitend bezig met het leggen van eitjes.
De verzorging van de larven en de voedselvoorziening van het nest geschiedt uitsluitend door de in grote aantallen aanwezige onvruchtbare vrouwelijke mieren, de zgn. werksters. Het zijn de naar voedsel zoekende werksters die voor hinder zorgen.
Wat voedsel betreft zijn faraomieren alleseters, met een voorkeur voor vlees(waren). Ze worden ook aangetroffen in brood, suiker, andere levensmiddelen en honden- en kattenvoer. Daarnaast worden ook dode insecten genuttigd.
Verblijfplaatsen
Omdat de faraomier oorspronkelijk uit de tropen komt, kan zij zich in Nederland alleen in verwarmde gebouwen handhaven. Voor de nestlocaties zullen vooral warme plaatsen worden gekozen: in de buurt van de kachel, oven of radiator van de centrale verwarming, bij de schoorsteen, e.d.
Door de geringe afmetingen van het insect kan het zich via zeer nauwe, soms nauwelijks zichtbare spleten en kieren toegang verschaffen tot ruimten in muren en achter wandtegels, achter lambriseringen en andere betimmeringen. Ook in meubels en verpakkingsmateriaal kunnen de nesten zitten, waardoor bij verhuizingen verspreiding kan plaatsvinden.
Zodra faraomieren zich ergens gevestigd hebben verspreiden ze zich vrij snel door een blok woningen of naar aangebouwde panden. In centraal verwarmde woningen vaak eerst in verticale richting (o.m. langs verwarmingsbuizen), daarna in horizontale richting.
Schade
In woningen kunnen faraomieren een ware plaag zijn en de bewoners tot wanhoop drijven, omdat men ze aantreft in voorraadkasten, broodtrommel, in niet hermetisch afgesloten voorraadbussen, op het aanrecht, op honden- en kattenvoer, in radio’s en tv-toestellen, enz. Ook in bedrijven kunnen ze in grote aantallen aanwezig zijn.
Daarnaast kunnen zij zeer hinderlijk zijn in ziekenhuizen, onder andere voor patiënten, omdat zij op wonden afkomen en onder gips of pas aangelegde verbanden kunnen kruipen. Tevens kunnen zij ziektekiemen verslepen en daarmee de steriliteit van de instrumenten en de omgeving in gevaar brengen.
Wering
Bewaar levensmiddelen zoveel mogelijk in goed afgesloten potten en bussen en controleer binnenkomende goederen op aanwezigheid van faraomieren, vooral wanneer deze uit de tropen komen. Ook is het van belang een goede hygiëne aan te houden; voorkom dat mieren gemakkelijk aan gemorst voedsel kunnen komen.
Bestrijding
Bij geconstateerde aanwezigheid van faraomieren is een goede inventarisatie van de verspreiding noodzakelijk. Daarnaast is een goede coördinatie tussen gemeente, buren en bewoners-eigenaren gewenst om tot een goed resultaat te komen. De bestrijding dient plaats te vinden in het gehele verspreidingsgebied; alle ruimten waar de mieren in voorkomen moeten worden behandeld.
Alleen de koninginnen zorgen voor het voortbestaan van de soort, daarom is het van belang om ze te doden. Aangezien ze zich bijna uitsluitend ophouden in zeer goed verscholen nesten, zijn ze niet te bereiken met spuitmiddelen of poedervormige middelen. Bovendien vermijden de werksters contact met deze toegepaste biociden.
De enige effectieve bestrijdingsmethode is het gebruik van een lokaas op gel-basis, toegelaten voor de bestrijding van tropische mieren. De gel wordt aangebracht op en bij looppaden, langs deurposten, plinten en in kasten. Let op! Buiten gebruik van kinderen en huisdieren houden.
De werksters zullen op het lokaas afkomen en het meenemen naar de nesten, waar de koninginnen en de larven ermee worden gevoerd. Binnen enkele weken is de gehele populatie uitgeroeid.
Na afronding van de bestrijding moeten de aangebrachte lokazen door de toepasser worden verwijderd.
N.B.: Faraomieren vermijden oppervlakken waar recent vloeibare biociden of stuifpoeders zijn toegepast. Een bestrijding tegen faraomieren kan pas met succes worden uitgevoerd als gedurende een aaneengesloten periode van 8 weken voorafgaand aan de bestrijding en gedurende de periode van toepassing van lokazen geen bespuitingen door eigenaar, bewoners (spuitbussen) of professionele bestrijdingstechnici worden uitgevoerd.
Waarschuwing
De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan.
Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide (=bestrijdingsmiddel) wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.
Namen van bedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.
Chemisch afval
Resten van biociden en lege, ongereinigde verpakkingen moeten worden beschouwd als gevaarlijk afval. Wij adviseren u daarom deze resten in te leveren bij het KGA-depot in uw gemeente.
Advies
Mochten de wering- en bestrijdingsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.