Argentijnse mier (Linepithema humile (Mayr))
Orde: Hymenoptera (vliesvleugeligen)
Familie: Formicidae (mieren)
Subfamilie: Dolichoderinae (geurmieren)
De Argentijnse mier is een mierensoort die zijn oorsprong heeft in Zuid-Amerika en tot ’s werelds ernstigste plaagorganismen behoort. Door het toenemende handelsverkeer en doordat steeds meer mensen in hun vakantie naar andere landen reizen, heeft deze mierensoort zich wereldwijd verspreid. Vooral in landen met een Mediterraan klimaat heeft de Argentijnse mier zich gevestigd.
Uiterlijk
De Argentijnse mier is een klein geurmiertje met een egaal bruin tot lichtbruine kleur. De werksters zijn met hun 2,3-2,6 mm lengte iets kleiner dan de wegmier (Lasius niger L.), die zeer algemeen in ons land voorkomt. De koninginnen zijn 4,5-5 mm en de mannetjes zijn iets groter dan de werksters, namelijk 2,8-3 mm. De koninginnen en de mannetjes bezitten vleugels.
Ontwikkeling en leefwijze
Mieren ondergaan een volledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 4 stadia kent: ei–larve–pop–adult. De ontwikkelingsduur van deze mier is zeer variabel en afhankelijk van de temperatuur. Gemiddeld duurt de ontwikkeling van ei tot volwassen mier ca. 75 dagen.
De nesten van deze diertjes kan men in Nederland overal in verborgen hoeken, kieren en naden aantreffen, in en naast gebouwen. Nieuwe import komt regelmatig voor.
Opmerkelijk is dat Argentijnse mieren niet agressief zijn tegenover soortgenoten en niet gebonden zijn aan hun eigen nest, waardoor ze zich willekeurig (inclusief koninginnen) tussen alle nesten in een gebied bewegen.
In diverse landen komen ze voor in kassen. Nesten treft men dan aan in hout, muren of in de grond. De werksters veroorzaken indirect schade aan planten door het vertroetelen van bladluizen. Ook ondergraven ze planten, graven zaadjes op en vreten soms aan bloemen. Soms komt deze mier voor in gebouwen en kan daar hinder veroorzaken (te vergelijken met de faraomier).
In de Verenigde Staten komt deze soort in het zuiden en in Californië algemeen voor. Ze komt daar ook van buiten in huizen en opslagplaatsen. De nesten zitten buiten, maar ook in kozijnen.
De mieren voeden zich met allerlei materialen. Zo leven ze onder andere van honingdauw, een afscheidingsproduct van blad- en schildluizen. Soms spelen ze een rol in de verdelging van insecten; bij voorkeur eten ze dan dode of gewonde exemplaren, poppen en larven.
In de Verenigde Staten heeft deze mierensoort een voorkeur voor zoete producten zoals suikers, siropen en honingdauw. Aan de andere kant geven ze soms aan producten van dierlijke herkomst de voorkeur. Ook op meelproducten werden ze aangetroffen.
Mieren kunnen met behulp van de reukzintuigen zeer snel de voor hen attractieve voedingsstoffen vinden.
Schade
De kolonies van Argentijnse mieren kunnen mede doordat er meerdere koninginnen per nest actief zijn en via nestafsplitsingen, uitgroeien tot flinke proporties, waardoor ze plaatselijk voor veel overlast kunnen zorgen. Daarnaast worden inheemse mierensoorten verdrongen en zijn ze minder belangrijke zaadverspreiders dan de verdrongen soorten, wat gevolgen heeft voor de diversiteit van de vegetatie in de gekoloniseerde gebieden.
Bestrijding
De bestrijding van de Argentijnse mier kan uitgevoerd worden met een in Nederland voor dat doel toegelaten biocide (=bestrijdingsmiddel). Dit zijn over het algemeen lokazen op gel-basis, die worden gebruikt in lokaasdozen of druppelsgewijs worden aangebracht langs looppaden, deurposten, plinten, naden en kieren.
Let op! Buiten gebruik van kinderen, vogels en (huis)dieren houden.
De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan.
Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.
Namen van bedrijven kunt u vinden op de site van de beide brancheverenigingen (NVPB en Platform Plaagdierbeheersing) en bij de Kamer van Koophandel.
Verifieer of medewerkers in het bezit zijn van een geldig bewijs van vakbekwaamheid “Beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen”.
Chemisch afval
Resten van biociden en lege, ongereinigde verpakkingen moeten worden beschouwd als gevaarlijk afval. Wij adviseren u daarom deze resten in te leveren bij het KGA-depot in uw gemeente.
Advies
Mochten de bestrijdingsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.