Bladluizen (Aphididae)
Orde: Hemiptera (snavelinsecten)
Familie: Aphididae (bladluizen)
Er zijn meer dan 400 soorten bladluizen, verdeeld over meer dan 100 geslachten die in Nederland gevestigd zijn. Er bestaat dan ook een grote variatie binnen de bladluizen.
Onderstaande informatie is gebaseerd op algemene eigenschappen van bladluizen.
Enkele soorten die veel voorkomen zijn de aardappeltopluis (Macrosiphum euphorbiae), de boterbloemluis (Aulacorthum solani), de groene perzikluis (Myzus persicae), de katoenluis (Aphis gossypii) en de zwarte bonenluis (Aphis fabae). Deze luizen staan bekend als plaagdieren op gewassen.
Uiterlijk
Bladluizen zijn kleine en zachte insecten, vaak slechts twee tot vier millimeter in lengte. Ze hebben een lange snuit die, wanneer er niet van een plant gegeten wordt, onder de borst gevouwen ligt. Ook hebben bladluizen twee buisvormige uitsteeksels aan hun achterlijf en vaak lange poten en antennes. De kleur van een bladluis is afhankelijk van de bladluissoort en in mindere mate van de voedselplant. Bladluizen kunnen variëren van lichtgroen tot oranje tot zwart.
Volwassen bladluizen kunnen zowel gevleugeld als ongevleugeld zijn. Bij aanwezigheid van vleugels liggen deze vaak schuin als een dakje boven en achter het achterlijf. De voorste vleugels zijn vaak twee keer zo lang als het lichaam.
Ontwikkeling en leefwijze
Bladluizen hebben een onvolledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de jonge bladluizen (nimfen genoemd) al sterk lijken op de volwassen dieren.
De levenscyclus van bladluizen is opmerkelijk. Vrouwelijke bladluizen kunnen namelijk zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voortplanten. In het eerste geval loopt de cyclus zoals bij veel organismen: mannetjes en vrouwtjes paren, waarna de vrouwtjes eitjes leggen waaruit de jonge nimfen tevoorschijn komen. In het tweede geval kan een vrouwtje zichzelf klonen en is er dus geen paring nodig. Sterker nog, er worden zelfs geen eitjes gelegd, maar het vrouwtje produceert klonen van zichzelf die direct kunnen lopen en voeden. In sommige gevallen kunnen dit wel 10 nimfen per dag zijn.
Wanneer omstandigheden goed zijn (bijvoorbeeld in de lente en zomer, of in een kas) zal een vrouwtje eerder klonen dan eitjes leggen. Kloneren is namelijk een snelle manier om een populatie te laten groeien. Het leggen van eitjes is met name een effectieve methode om te overwinteren, aangezien eitjes extremere omstandigheden kunnen overleven dan de volwassen bladluizen.
Naast de aparte voortplanting is het ook opvallend dat niet alle volwassen bladluizen gevleugeld zijn. Met name wanneer voedselbronnen in kwaliteit verminderen of er overbevolking door bladluizen plaatsvindt, zullen meer en meer nog ontwikkelende nimfen ook vleugels ontwikkelen. Vleugels zijn een goed vervoersmiddel naar een nieuwe ontwikkelingsbron, maar kosten wel energie om te ontwikkelen. Vandaar dat deze pas ontwikkeld worden wanneer dit nodig is.
Bladluizen leven van plantensappen. Net als andere insecten in de orde van de snavelinsecten (Hemiptera), hebben bladluizen een ‘snavel’ of zuigsnuit. Hiermee prikken ze door plantaardig materiaal om sapstromen van planten te bereiken. Planten vervoeren hierin zowel vocht als voedingsstoffen, dus dat maakt het een ideale voedselbron voor onder andere bladluizen. Veel bladluizen hebben voorkeur voor verschillende voedselplanten, maar er zijn ook soorten die zich voeden met een breed scala aan plantensoorten. Enkel planten met harde of leerachtige bladeren zullen niet snel door bladluizen als voedselplant worden gekozen.
Als een bladluis aan het voeden is zal deze zich niet snel verplaatsen. Pas als de bladluis verstoort wordt of gevaar opmerkt, zal de bladluis de snuit uit de plant trekken en zich lopend of vliegend verplaatsen.
Tot slot scheiden bladluizen een suikerhoudende vloeistof uit, genaamd honingdauw. Sommige andere insecten, zoals mieren en sluipwespen kunnen de voor hen benodigde suiker uit deze honingdauw halen. Van verschillende mierensoorten is bekend dat ze bladluizen beschermen tegen gevaar en soms zelfs verplaatsen naar betere locaties, om ze daarna te ‘melken’ voor hun honingdauw.
Schade
Bladluizen worden gezien als één van de grootste plagen in de gewassenteelt. Bladluizen zuigen voedingsstoffen uit planten, die de plant vervolgens zelf niet kan gebruiken om te groeien of vruchten te maken. Ook kunnen bladluizen verschillende plantenziektes overbrengen tussen planten en kan de aanwezigheid van bladluis tot visuele schade aan planten leiden. Daarnaast kan de aanwezigheid van honingdauw planten kleverig maken en schimmelgroei veroorzaken.
Wering en preventie
Omdat een populatie bladluizen snel kan groeien, is het belangrijk om aanwezigheid zo vroeg mogelijk te ontdekken door nieuwe planten eerst te controleren op aanwezigheid van bladluis, vóór ze bij andere planten gevoegd worden. Bij het aantreffen van bladluizen moeten ook andere planten in de directe omgeving gecontroleerd worden.
Het is ook mogelijk bladluizen te weren door planten te besproeien met water waarin een kleine hoeveelheid vloeibare zeep of neemolie in opgelost is. Het binnenkomen van bladluizen kan voorkomen worden door het gebruik van fijnmazige horren.
Bestrijding
Bladluizen kunnen handmatig verwijderd of van een plant afgespoten/ gespoeld worden met koud water. Beide methoden dienen regelmatig uitgevoerd te worden om alle bladluizen te verwijderen. Een klein aantal luizen kan namelijk snel weer uitgroeien tot een grote populatie. Let wel op dat sommige bladluizensoorten zich bij de minste verstoring direct van de plant zullen laten vallen, waardoor ze tussen bladeren of op de bodem terecht komen.
Zwakkere planten zijn aantrekkelijker voor bladluizen, dus zorgen dat planten vitaal zijn door ze voldoende water en voedingsstoffen te geven kan bijdragen aan het voorkomen van bladluisoverlast.
In de natuur worden bladluizen gegeten en geparasiteerd door verschillende insecten, zoals lieveheersbeestjes, sluipwespen en larven van zweefvliegen en gaasvliegen. Het aantrekken of toevoegen van deze natuurlijke vijanden kan een bladluizenpopulatie onderdrukken. Er zijn verschillende producenten die dergelijke vijanden verkopen, met name aan de tuinbouwsector.
Advies
Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen hebben, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.