Graanhaantjes (Oulema sp.)
Orde: Coleoptera (kevers)
Familie: Chrysomelidae (bladkevers)
Graanhaantjes zijn kevers die leven van granen en andere grassen. Ze komen dan ook met name voor in graslanden, akkers, bermen en draslanden.
Wereldwijd zijn er iets meer dan 20 soorten graanhaantjes bekend, waarvan er 5 soorten in Nederland gevestigd zijn. Het hierboven afgebeelde grasgoudhaantje of roodhalsgrasgoudhaantje (Oulema melanopus), het donker graanhaantje (O. obscura) en O. duftschmidi komen in Nederland vrij algemeen voor. O. rufocyanea en O. septentrionis zijn in Nederland zeldzame soorten.
Uiterlijk
Volwassen graanhaantjes zijn kleine kevers van 3 tot 5 mm lang. Oulema melanopus (het grashaantje of roodhalsgrasgoudhaantje), O. rufocyanea en O. duftschmidi hebben alle drie een roodkleurig borststuk en poten en een zwarte kop en dekschilden. O. obscura en O. septentrionis zijn meer metallic groen tot donkerblauw of zwart van kleur. De dekschilden bevatten rijen van putjes.
Larven zijn wit tot geel met een zwarte kop, tot 5 mm groot en gekromd of gebocheld. Om zich te camoufleren smeert de larve echter uitwerpselen en ander afval op zich, waardoor de larve er glanzend bruin tot zwart uit komt te zien.
De soort Lema cyanella (L.) lijkt uiterlijk sterk op sommige soorten uit het genus Oulema en wordt hierdoor ook wel graanhaantje of vals graanhaantje genoemd. Deze soort komt echter voor op distels.
Ontwikkeling en leefwijze
Kevers ondergaan een volledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 4 stadia kent: ei–larve–pop–adult.
Volwassen graanhaantjes komen het gehele jaar voor. In april verschijnen ze uit hun winterrust, waarna ze zich voeden met eenzaadlobbige planten als granen en andere grassen. Hierna paren de volwassen kevers en volgt de ei afzet, die rond mei start en enkele weken kan duren. Vrouwtjes leggen één of twee eitjes tussen bladeren van voedselplanten. In totaal kunnen zij wel 200 eitjes leggen.
Na ongeveer een week komen de eitjes uit. De larven voeden zich met de buitenste laag van bladeren. Na drie weken verpopt de larve aan de basis van een blad of in de grond; nog eens drie weken later komt de volwassen graanhaan uit de pop.
De levenscyclus van graanhaantjes duurt ongeveer 10 weken en er vindt in het algemeen één cyclus per jaar plaats. Volwassen graanhaantjes voeden zich tot het eind van de herfst, waarna ze een beschutte overwinteringsplaats zoeken onder bast of tussen bladeren of grassen.
Schade
Zowel de larven als de volwassen kevers eten de buitenste lagen van bladeren van hun voedselplanten, waardoor er doorzichtige banen of plekken ontstaan op het blad. De fotosynthese van bladeren wordt hierdoor verminderd, wat de groei van de plant remt.
Wering en preventie
Graanhaantjes zullen over het algemeen geen grote overlast veroorzaken. Als ze een gebouw binnenkomen, kunnen ze handmatig buiten geplaatst of met een stofzuiger verwijderd worden. Ook kunt u fijnmazige horren plaatsen om te voorkomen dat de kevers in huis komen.
Bestrijding
Larven van graanhaantjes zijn op een biologische manier te bestrijden met behulp van insectparasitaire nematoden (aaltjes). In Nederland is op dit moment een aantal soorten nematoden toegelaten om te gebruiken voor biologische bestrijding. Gezien deze soorten allen van nature in de Nederlandse bodem voorkomen, is er geen sprake van schade aan mens, dier, milieu, of nuttige insecten. Toegelaten nematoden waarvan bekend is dat zij keverlarven uit de familie Oulema bestrijden, zijn Steinernema capocapsae, Heterorhabditis bacteriophora en Steinernema feltiae.
Daarnaast worden larven van graanhaantjes ook geparasiteerd door enkele sluipwespen en is het bekend dat lieveheersbeestjes eitjes en larven van graanhaantjes eten.
Chemische bestrijding van deze kevers is niet gewenst gezien de mogelijke schade aan andere organismen dan de doelsoort, vergeleken met een biologische aanpak.
Advies
Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen hebben, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.