Boskakkerlakken (Ectobiidae)
Orde: Blattodea (kakkerlakken)
Familie: Ectobiidae
Subfamilie: Ectobiinae
Er zijn kakkerlakken die oorspronkelijk in Nederland voorkomen en buiten in de vrije natuur leven. Deze oer-Hollandse kakkerlakken behoren tot het geslacht Ectobius.
Er zijn vier soorten:
- E. lapponicus L., de noordse kakkerlak
- E. pallidus Olivier, de bleke kakkerlak
- E. panzeri Stephens, de heidekakkerlak
- E. sylvestris Poda, de boskakkerlak
Van de dwarsbandkakkerlak (Planuncus tingitanus-complex) is hieronder extra informatie te vinden.
Deze voor Nederlandse begrippen vrij nieuwe soort, leeft evenals de ‘oer-Hollandse’ boskakkerlakkensoorten buiten, waar zij zich voedt met rottend organisch plantenmateriaal (zoals afgevallen bladeren). Zij dankt haar naam aan het uiterlijk tijdens het nimf-stadium: de nimfen zijn donker van kleur en bezitten een duidelijke, witte band die dwars over het lichaam loopt.
Omdat de soort oorspronkelijk afkomstig is uit Zuid-Europa, is zij meer gebonden aan warmte dan onze Nederlandse soorten. Daarom worden zij wat vaker aangetroffen in tuinen en parken in de bebouwde kom, vaak in de buurt van warme gevels. Mede hierdoor worden ze af en toe binnen aangetroffen omdat ze per abuis binnen vliegen/wandelen. Ook worden zij aangetrokken door lichtbronnen. Binnen valt echter niks voor deze soort te halen en zullen zij geen blijvende plaag vormen.
Uiterlijk
De kakkerlakken zijn 5 tot 13 mm lang en de vleugels van de noordse, heide-, en boskakkerlak zijn verkort.
Ze zijn te onderscheiden van soorten die gebonden zijn aan verwarmde bebouwing (zoals de Duitse kakkerlak) aan de hand van de doorntjes op de middelste en achterste bovenbenen. De inheemse soorten hebben deze niet, of slechts enkele, terwijl de bovenbenen van de bekende plaagsoorten volledig bezet zijn met deze doorntjes. Zowel de inheemse soorten als de exoten hebben doorntjes op de scheenbenen.
Enkele uiterlijke kenmerken van de vier soorten betreffen:
- Noordse kakkerlak (E. lapponicus): zwarte, roodbruine of gele vlek op het borststuk. De vleugels hebben een duidelijke adering
- Bleke kakkerlak (E. pallidus): lichtbruin borststuk, met of zonder stippen. Er zit een groter driehoekje tussen de vleugels
- Heidekakkerlak (E. panzeri): geelbruin borststuk met donkere tekening. De vleugels hebben een lichte adering met stippen
- Boskakkerlak (E. sylvestris): scherp afgetekende zwarte vlek op het borststuk. De vleugels hebben een duidelijke adering met stippen
Ontwikkeling en leefwijze
Boskakkerlakken leven buiten in de vrije natuur. Ze komen vooral voor in bossen, heiden, duinen en weiden. Het zijn bodem- en vegetatiebewoners; zij voeden zich met rottend organisch plantenmateriaal (zoals afgevallen bladeren).
De volgroeide larven (nimfen) overwinteren in schuilplaatsen in onder meer de strooisellaag. Van mei tot oktober kunnen de volwassen exemplaren aangetroffen worden.
De kakkerlakken, met name de boskakkerlak en de noordse kakkerlak, worden weleens gevonden in gebouwen. Meestal betreft het dan vakantiewoningen, woonhuizen of barakken in bosrijk gebied. Ze komen via naden en kieren of door openstaande ramen en deuren het gebouw binnen. Ook met vers gekapt haardhout kunnen grote aantallen boskakkerlakken direct vanuit het bos meegenomen worden.
Wering en preventie
In gebouwen kunnen deze soorten zich niet handhaven en zullen dus geen langdurige plaag vormen. Een bestrijding met biociden (=bestrijdingsmiddelen) is niet wenselijk en niet noodzakelijk. Enkele aangetroffen exemplaren kunnen fysiek verwijderd en buiten uitgezet worden.
Om te voorkomen dat boskakkerlakken de woning binnenkomen, wordt aangeraden om naden en kieren te dichten met kit en ventilatieopeningen af te sluiten met een deugdelijk rooster of fijnmazig gaas. Ramen en deuren kunnen worden voorzien van goed sluitende horren.
Om hinder in de nabije omgeving van de woning te doen verminderen, is de beste oplossing het onderhouden van het groen door regelmatig afgevallen bladeren te verwijderen.
Advies
Mochten de weringsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Deze informatie wordt u verstrekt zonder dat er een expert van ons ter plaatse geweest is. Dit betekent dat u deze informatie op eigen risico gebruikt. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enige (vervolg-)schade die hieruit voortvloeit. Om zeker te weten om welk dier het gaat en de overlast zoveel mogelijk te beperken, raden we u altijd aan om een determinatie bij ons te laten doen of een onderzoek ter plaatse te laten verrichten door een KAD-adviseur.