Betrokken ministeries
Bij het beleid rond dierplagen zijn behalve gemeentelijke overheden en provincies (vanuit hun rol binnen de Wet natuurbescherming) ook diverse ministeries betrokken:
Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is verantwoordelijk voor het landbouwbeleid en het natuurbeleid, en als onderdeel daarvan bijvoorbeeld het beheersbaar houden van rattenpopulaties omdat ratten ziekten kunnen overdragen op andere dieren. Verder is LNV verantwoordelijk voor de wetgeving die bepaalt welke vang- en dodingsmethoden wel en niet toegestaan zijn. Provincies bepalen uiteindelijk welke vang- en dodingsmethoden mogen worden gebruikt door middel van vergunning- en ontheffingverlening.
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid betrokken omdat dierplagen ziekten kunnen overdragen op mensen. Hiervoor is onder andere inzicht in de ontwikkeling van populaties nodig. Dit gebeurt bij ratten via de Rattenmonitor van het RIVM. Deze informatie en informatie over ziekteverwekkers maakt het mogelijk dat het juiste beleid door overheden wordt bepaald en dat risicocommunicatie naar burgers kan worden uitgevoerd.
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is verantwoordelijk voor beleid inzake toelating en gebruik van biociden waar ook rodenticiden onder vallen. In de beleidsuitvoering hiervan is het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) bevoegd gezag voor de toelating van individuele middelen ter bestrijding van plaagdieren.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) draagt via haar beleid rond woningbouw en gebouwen en beheer en inrichting van de leefomgeving bij aan de preventie van overlast en plagen.